Dodenherdenking, jodenherdenking

25 april 2012

NRC Handelsblad

NRC Handelsblad bericht over de keuze van het Nationaal Comité 4 en 5 mei om het gedicht ‘Foute keuze’ van Auke de Leeuw (15 jaar) over zijn oudoom voor te laten lezen bij de Nationale Herdenking op de Dam. De krant noemt de keuze ‘controversieel’ en stelt dat nu op 4 mei een SS-er, ‘misschien een oorlogsmisdadiger’ in een gedicht ‘officieel herdacht’ wordt.1

De krant drukt ook het gedicht af. Daarin schrijft de scholier over zijn oudoom die in Duitse dienst vocht aan het Oostfront als ‘een jongen die een verkeerde keuze heeft gemaakt, koos voor een verkeerd leger met verkeerde idealen. Het gedicht gaat ook over de moeder van de SS-er, die deze zoon net zo lief had als haar elf andere kinderen, van wie er vier in het verzet zaten. Het gedicht eindigt met de regels:

‘Ik ben vernoemd naar Dirk Siebe
Omdat ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden.’2

Redacteur Bart Funnekotter geeft een toelichting op de Nederlanders die streden aan het Oostfront en deels ook betrokken waren bij de Jodenvervolging:

‘Dirk Siebe diende aan het Oostfront bij de Waffen SS, de militaire tak van de SS. Hij was een van de ruim 20.000 Nederlandse vrijwilligers die zich hadden aangemeld bij dit legeronderdeel. Een aantal SS-eenheden waarin Nederlanders vochten, heeft zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden, waaronder het executeren van Joden in Oost-Europa.’

Funnekotter laat Esther Voet, adjunct-directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), reageren op de keuze voor het gedicht. Zij vindt het onbegrijpelijk dat juist dit gedicht wordt voorgedragen: ‘Je schoffeert daarmee de eerste generatie slachtoffers. Moet dat nu echt, zo’n gedicht op deze dag?’ Zij ziet de selectie van het gedicht als onderdeel van een trend, waarbij ‘de grens tussen dader en slachtoffer in de Tweede Wereldoorlog steeds verder vervaagt.’

NRC Handelsblad laat ook Nine Nooter, directeur van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, aan het woord. Zij vindt dat Auke ‘een moedig gedicht’ heeft geschreven:

‘Hij heeft onder woorden gebracht hoe de keuzes die jaren geleden zijn gemaakt, doorwerken in een familie. Hij draagt de oorlog, op zijn manier, met zich mee. Toen hij het gedicht voordroeg tijdens de gedichtenwedstrijd ontroerde hij me, en de rest van de zaal.’3

CIDI

Dezelfde dag laat het CIDI een persbericht uitgaan waarin het bezwaar maakt tegen het voorlezen van het gedicht tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei.4 In een open brief roept het CIDI op tot een heroverweging van het besluit met een pleidooi tegen de vervaging van de grenzen tussen dader- en slachtofferschap: daders worden ‘uitgerekend tijdens de Dodenherdenking’ op één lijn met slachtoffers en verzetshelden herdacht. De actie ‘vertroebelt […]de grenzen tussen goed en kwaad.’ De actie gaat bovendien voorbij ‘aan het verdriet van de eerste-generatieslachtoffers die moeten aanhoren hoe het gevolg van de keuzes van hun beulen gelijk wordt gesteld aan hun leed als slachtoffer. Op een dergelijk hellend vlak zal het ook mogelijk zijn om Eichmann ooit als slachtoffer te herdenken.’5

Nationaal Comité 4 en 5 Mei

Nine Nooter, de directeur van Nationaal Comité 4 en 5 mei toont zich onaangenaam verrast door de actie van het CIDI. Nooter stelt dat het CIDI het gedicht kennelijk ‘niet goed heeft gelezen en niet goed heeft begrepen.’ Ze is ‘geschokt’ dat het CIDI suggereert dat het Comité ook daders zou willen herdenken. Volgens Nooter brengt het gedicht juist een dilemma onder woorden

 ‘door te beschrijven hoe er binnen een gezin goede en foute keuzes zijn gemaakt. Vier kinderen in het gezin van de oudoom zaten in het verzet en hebben waarschijnlijk levens gered, één kind trok naar het Oostfront.

Wat Nooter betreft leest De Leeuw zijn gedicht gewoon voor op de Dam.6

Auke de Leeuw

NOS interviewt Auke de Leeuw over de ophef die is ontstaan over zijn gedicht. Gevraagd wat hij vindt van de commotie zegt hij:

‘Ik kan mij best voorstellen dat mensen zich gekwetst voelen, maar ja dat was nooit mijn bedoeling geweest. En ja, hoe kunnen wij leren van de geschiedenis als wij niet vertellen dat er ook mensen waren, goede mensen die foute keuzen hebben gemaakt. [...] Ja, ik heb het over een stuk van onze familiegeschiedenis, daar heb ik over verteld. Die kant van de oorlog is nooit verteld. Natuurlijk, achteraf is het makkelijk om te vertellen welke keuze goed en fout is geweest. En uiteindelijk levert de oorlog eigenlijk alleen maar verliezers op en met dit gedicht heb ik dat proberen te vertellen.’7

De scholier zelf ziet zijn gedicht dus als een familiegeschiedenis over goede mensen die foute keuzen hebben gemaakt. Alle betrokkenen bij een oorlog zijn uiteindelijk slachtoffer.

26 april 2012

Op deze dag nemen de discussie en de besluitvorming een snelle vlucht.

Reformatorisch Dagblad

Het Reformatorisch Dagblad neemt de discussie nogmaals door. Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, laat desgevraagd weten niet aan de Nationale Herdenking te zullen meedoen als het gedicht wordt voorgedragen: ‘Mensen van de Waffen-SS hebben de meeste Joden vermoord. In het oosten omsingelden ze dorpen om die Judenrein te maken.’8 Grishaver sluit hiermee aan bij de betiteling van Dirk Siebe als mogelijk oorlogsmisdadiger die ook in het NRC Handelsblad en door het CIDI was verwoord.

Ook rabbijn Lody van de Kamp komt in het Reformatorisch Dagblad aan het woord. Hij brengt een verwant punt in: wie herdenken we op 4 mei? Het gedicht kan op alle dagen van het jaar worden voorgelezen, behalve op 4 mei, want ‘dodenherdenking is bedoeld om stil te staan bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Joden, militairen, mensen die stierven door de Hongerwinter.’9 Dirk Siebe is geen slachtoffer.

Jeanne Diele, dochter van een NSB-er en bestuurslid van de Werkgroep Herkenning, een organisatie van familieleden van mensen die in de oorlog de Duitse kant kozen, ziet zichzelf als oorlogsslachtoffer:

‘Op 4 mei herdenk ik niet alleen de Joodse slachtoffers, maar sta ik ook stil bij de pijn die ik heb over het feit dat mijn vader de kant van de Duitsers koos. Ik voel me ook oorlogsslachtoffer. We moeten af van het zwart-witdenken over daders en slachtoffers. Na de oorlog begon voor mensen zoals mij nog een oorlog. Ik ben vreselijk gepest en heb van alles over me heen gekregen.’10

Dirk Mulder, directeur van Herinneringscentrum Westerbork, is van mening dat het gedicht niet op de Dam moet worden voorgelezen. Hij heeft zich eerder al tegen het oorspronkelijke plan van het Comité gekeerd, om het gedicht bij de 4-meiherdenking op kamp Westerbork voor te laten lezen, Mulder brengt het begrip ‘vervolgingsslachtoffer’ in. Hij zegt in de krant: ‘Het is een mooi gedicht, maar dit is niet het moment om het voor te dragen. Op 4 mei gaat het om de vervolgingsslachtoffers.’11

Nederlands Auschwitz Comité

Een persbericht van het ANP meldt om 12:12 PM dat het Nederlands Auschwitz Comité de Nationale Herdenking wil boycotten, als het gedicht wordt voorgedragen. Het comité  vindt dat slachtoffers en daders niet op hetzelfde moment herdacht kunnen worden en citeert Grishaver:

’De keuze van het Nationaal Comité 4 en 5 mei is strijdig met iedere vorm van zinnelijk [sic] denken en fatsoen. Er is geen enkel excuus om overlevenden en nabestaanden te schofferen door op 4 mei een nazaat van een oorlogsmisdadiger een platform te geven tijdens de nationale dodenherdenking op de Dam.'12

Ook het Auschwitz Comité volgt NRC Handelsblad in de suggestie dat de oudoom van Auke mogelijk een oorlogsmisdadiger was.

Nationaal Comité 4 en 5 mei

Twee uur later om 2:07 PM meldt het ANP dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei het gedicht ‘Foute Keuze’ niet zal laten voordragen tijdens de Dodenherdenking op 4 mei op de Dam in Amsterdam: ‘de Nationale Herdenking [is] van té grote waarde  om te laten overschaduwen door de discussie die door het gedicht is ontstaan.’ Het comité benadrukt dat het nimmer de ambitie of de wens heeft gehad om de Nationale Herdenking te verbreden door ook daders te herdenken.13

Nooter geeft uitleg aan Het Parool en brengt hierbij een nieuw element in de discussie in: de rechtmatigheid van een organisatie om bezwaar aan te tekenen tegen de invulling van dodenherdenking. Ook dit punt zal terugkeren in de discussie.

‘Het comité heeft op geen enkele wijze de intentie de herdenking van 4 mei te verbreden naar alle doden. We herdenken niet de daders en de collaborateurs. Dirk Siebe wordt op 4 mei op de Dam niet herdacht. [...] Ik roep mensen op het hele gedicht te lezen. De kern is: die jongen ziet de geschiedenis onder ogen. Het CIDI is geen organisatie van oorlogsslachtoffers. Toen het gedicht eerder werd voorgelezen, zat ik in de zaal naast een kampslachtoffer en een verzetsman. Zij waren ook bijzonder ontroerd.’14

Nooter wijst de kritiek van het CIDI van de hand en diskwalificeert de organisatie door erop te wijzen dat het geen belangenorganisatie voor oorlogsslachtoffers is. Het Auschwitzcomité dat  met een boycot dreigde, blijft bij haar buiten beeld.

NIOD

Marjan Schwegman, directeur van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies zegt getroffen te zijn door de stap van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Zij sluit aan bij de discussie over wie we collectief herdenken op 4 mei:

‘De herdenking is bedoeld voor slachtoffers van het nationaalsocialisme in de Tweede Wereldoorlog en voor militairen. De man in het gedicht, die lid was van de Waffen-SS, valt niet in die categorieën. Mij lijkt dit gedicht niet te passen bij de herdenking. Hij is geen slachtoffer van het nationaalsocialisme, integendeel. De jongen die het gedicht gaat voorlezen, mag natuurlijk het gedicht in familiekring lezen, maar ik vind niet dat dit op de dodenherdenking past.’15

27 April 2012

Eindhovens Dagblad

In het commentaar van het Eindhovens Dagblad  wordt een nieuw element ingebracht: de bezwaren tegen de voorlezing van organisaties gaan terug op ‘gevoeligheden’ die met enig doordraven worden gebracht:

‘Het Nationaal Comité 4 en 5 mei kan misschien worden verweten dat het de gevoeligheden van het Nederlands Auschwitz Comité en het Centrum Informatie en Documentatie Israël verkeerd heeft ingeschat. Daar staat tegenover dat de reacties zwaar overtrokken zijn. Het Auschwitz Comité draaft door als het de vijftienjarige Auke 'een nazaat van een oorlogsmisdadiger' noemt.16

De redactie vraagt ook Huub Diederen, woordvoerder van stichting Pelita die zich onder andere inzet voor slachtoffers van het Nederlands-Indisch conflict om commentaar. Diederen is dus dezelfde mening toegedaan als het CIDI en het Auschwitz Comité. Diederen, zegt in dezelfde krant:

‘De problematiek die in het gedicht aan bod komt, verdient zeker aandacht. Maar die aandacht hoort niet thuis binnen het kader van de dodenherdenking. Dat dit toch zo was gepland, is onhandig.’17

De Telegraaf

De Telegraaf meldt dat nabestaanden van omgekomen Joden en overlevenden uit de concentratiekampen opgelucht zijn dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei het gedicht van ‘Foute keuze’ heeft teruggetrokken. Auschwitz-overlevende Bloeme Evers-Emden reageert desgevraagd:

‘Het comité had toch moeten weten waar een gedicht over een Nederlander die vrijwillig voor de Waffen SS koos toe zou leiden? Ik ben blij dat het van de baan is, het zou een grote schande zijn geweest.’18

28 april 2012

Eindhovens Dagblad

In de reacties van twee historici worden opnieuw twee nieuwe elementen ingebracht. Evertjan van Roekel, historicus en schrijver van Jongens van Nederland, een boek over Nederlandse vrijwilligers in de Waffen SS, meent desgevraagd dat de Nederlandse herdenkingscultuur nog niet zo ver is om op 4 mei ook Nederlandse SS-ers te herdenken. Hij stelt:

‘Het gedicht over de oudoom bij de Waffen SS is 364 dagen per jaar prima, maar níet op 4 mei. Als je het op die dag voorleest, wek je toch de suggestie dat je Nederlandse Waffen  SS'ers gelijkschakelt  met de slachtoffers van de oorlog.’

Van Roekel heeft dus dezelfde visie op het gedicht als het CIDI en het Auschwitz Comité wat de interpretatie van het gedicht betreft, maar verwacht, nu nog niet maar wellicht wel op termijn, dat de herdenkingscultuur zal veranderen. Nieuw is ook dat Van Roekel bezwaar maakt tegen die organisaties – die door de redacteur als ‘Joods’ worden bestempeld – die ‘het monopolie op de Dodenherdenking’ opeisen. 

De reactie van de Berghemse historicus Leo Hoeks sluit aan bij het eerder geopperde idee dat het CIDI en het Auschwitzcomité doordraven. Hoeks introduceert bovendien het antisemitisme. Hij zegt verbaasd te zijn over de ‘verbetenheid’ van het CIDI en het Auschwitz Comité. Hoeks heeft zelf ook een oudoom die bij de Waffen SS zat: ‘Niemand durft tegen het Auschwitz Comité in te gaan, want dan ben je meteen een antisemiet. Het is wel tijd om dat wat genuanceerder te bekijken.’19 Met zijn opmerking suggereert Hoeks dat een organisatie als het Auschwitz Comité zijn wil aan anderen weet op te leggen door tegenstanders van antisemitisme te beschuldigen. Zijn reactie impliceert dat hij de kritiek op het Nationaal Comité onterecht vindt, en de ommezwaai verklaart uit de druk die erop werd uitgeoefend. Hij pleit dus het Comité vrij en legt de schuld voor de ommezwaai bij het Auschwitz Comité.

Herdenken in Vorden

28 april 2012

Een initiatief om op 4 mei langs een graf met Duitse soldaten te lopen wordt snel gekoppeld aan de eerdere discussie over het gedicht.

De Stentor

Op dezelfde dag bericht de Gelderse editie van De Stentor over de plannen van Nationaal Comité 4 en 5 Mei Vorden om tijdens de herdenking langs het graf met tien Duitse militairen te lopen om ook die gevallenen op 4 mei te herdenken. De krant vertelt ook de geschiedenis van deze Duitse soldaten. Het ging om ‘nog jonge jongens die vanwege de dienstplicht naar Nederland waren gezonden.’ De soldaten kwamen op 28 maart 1945 om in de gevechten tegen de Britten.

De Stentor licht toe:

‘Bij het graf klinkt vrijdag Brüder, reicht die Hand zum Bunde van Mozart. Comité 4 Mei Vorden hoopt hiermee de gevallen Duitse soldaten uit de anonimiteit te halen. Het comité herdenkt die dag voor het eerst de gesneuvelde jongens van de tegenpartij: zij die aan de rand van het kerkhof liggen begraven. Opdat ook zij niet worden vergeten.’

Desgevraagd vertelt Karl Lusink uit Drempt, voorzitter en archivaris van stichting Aircraft Research Group Achterhoek, dat hij het herdenken van de Duitse gevallenen toejuicht.

‘Ook zij zijn slachtoffers van de oorlog. Jonge jongens van amper twintig jaar oud die niet allemaal een keuze hadden. Als ik na 25 jaar onderzoekswerk één ding wijzer ben geworden van de oorlog, dan is het wel dat het de grootst mogelijke waanzin is geweest. Zelfs toen het einde al lang en breed in zicht was, vielen er nog vele doden. Het moet verschrikkelijk zijn geweest.’20

30 april 2012

De Telegraaf

De Telegraaf meldt dat ‘nog geen week na alle commotie over het gedicht ‘Foute keuze’ er in Vorden discussie is gerezen over de invulling van het jaarlijkse herdenkingsprogramma. Het plaatselijke Comité 4 en 5 mei zal tijdens de herdenking ook stilstaan bij de graven van omgekomen Duitse soldaten in het dorp.

Bart Hartelman zegt namens het comité in Vorden:

‘We hebben er intern uitgebreid over gediscussieerd en hebben besloten dat het zinvol is om de omgekomen Duitse soldaten er ook bij te betrekken’[…] Het gaat om jongens van 21 jaar of misschien iets ouder. Zij hadden geen keuze; zij moesten aantreden. Dat is iets anders dan iemand die de bewuste keuze voor de SS maakt, zoals de oudoom van de schrijver van het omstreden gedicht.’

Hartelman maakt dus een duidelijk onderscheid tussen de Duitse dienstplichtige soldaten en de Nederlanders die vrijwillig in Duitse krijgsdienst gingen; de eersten zijn slachtoffers, de laatsten daders. 

De Telegraaf schrijft tevens dat niet iedereen het besluit van het comité omarmt en wijst op een protestactie op Facebook:

‘Op Facebook is een actie begonnen om Vorden op andere gedachten te brengen. Dit is te gek voor woorden, stelt Erik Veldhuizen van de Facebookgroep Like for Israël, één van de initiatiefnemers van de actie. Dit is totaal respectloos richting alle overlevenden en nabestaanden. Deze Duitsers waren onze vijanden. Wij hadden verwacht dat na alle ophef over het omstreden gedicht op de Dam, dat nu gelukkig is teruggetrokken, het 4 mei Comité in Vorden wijzer zou zijn.’21

Voor Erik Veldhuizen horen Duitse soldaten evenmin als Nederlandse SS-ers een podium te krijgen tijdens de Dodenherdenking.

3 mei 2012

Menno ten Brink

Twee vertegenwoordigers van een Joodse Gemeente geven een reactie. In de Volkskrant verschijnt een ingezonden brief van Menno ten Brink, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam, waarin hij zijn zorg uit over het plan langs Duitse graven te lopen op 4 mei in Vorden. Hij vindt dit ‘een volgend hoofdstuk in het veralgemeniseren van 4 en 5 mei’ en vraagt zich af:

‘waarom dit zou moeten op deze zeer emotionele dag, waar wij juist herdenken dat deze Duitse soldaten, als vertegenwoordigers van een extreem misdadig regime dat de grootste massamoord op een volk op zijn geweten heeft, vele verzetsstrijders en goede Nederlanders moedwillig hebben omgebracht. Mijn woorden hierboven zijn gevoelens die heel sterk leven. Niet alleen bij mij persoonlijk, maar ook als rabbijn en in de joodse gemeenschap van ons land.’22

Liberaal Joodse Gemeente Twente

In een open brief aan De Twentsche Courant Tubantia doet voorzitter Bert Oude Engberink van de Liberaal Joodse Gemeente Twente een ‘dringende oproep’ aan het Vordense 4-mei Comité om de graven van gesneuvelde Duitse militairen op het kerkhof in Vorden niet te bezoeken tijdens de Dodenherdenking.

‘In deze context passen […] geen gesneuvelde Duitse of aan hen verbonden militairen of Nederlandse SS-ers, NSB-ers, verraders en allerlei collaborateurs.[…] het waren strijders voor de nazi-zaak. Voor de bezettende mogendheid, die geen enkel onderscheid maakte naar leeftijd, geslacht, politieke voorkeur of onmisbaarheid voor familie, wanneer zij vonden dat iemand opgeruimd moest worden.’23

Ten Brink en Oude Engberink, beiden vertegenwoordiger van een Joodse gemeente, betogen dat het niet past om op de dag waarop slachtoffers, niet alleen Joodse, van de oorlog herdacht worden, ruimte te geven aan ‘Nederlandse SS-ers, NSB-ers, verraders en allerlei collaborateurs.’ Beiden betogen dat er geen daders herdacht moeten worden op de dag dat hun slachtoffers, van welke komaf dan ook, worden herdacht.

4 mei 2012

Federatief Joods Nederland

In Zutphen dient een kort geding dat Federatief Joods Nederland heeft aangespannen om te eisen dat de gemeente geen enkele medewerking verleent aan de herdenking van Duitse soldaten op 4 mei 2012 en bovendien dat ze een zodanige herdenking verhindert. Om 5:20 PM meldt ANP dat de rechter oordeelt dat de herdenking in Vorden mag doorgaan, maar onder een aantal voorwaarden. Burgemeester Henk Aalderink van de gemeente Bronckhorst waar Vorden onder valt moet de graven van Duitse soldaten mijden, net als andere vertegenwoordigers van de gemeente. Belangstellenden mogen wel gewoon langs de graven om de Duitse soldaten te herdenken, maar de gemeente moet hen wel waarschuwen op het moment dat ze de route naar die graven inslaan.24

Tradition is Our Future

De Stentor meldt dat er een luchtprotest wordt georganiseerd door ‘de Joodse belangenorganisatie’ Tradition is Our Future (TOF). TOF laat ’s avonds twintig minuten lang een vliegtuigje met de sleeptekst 'Vorden is fout' door het Vordense luchtruim vliegen. Woordvoerder Dennis Pekel zegt:

‘Het is voor ons onacceptabel dat 4 mei wordt besmeurd door het herdenken van Duitse soldaten die hebben bijgedragen aan een massaslachting. [...] Met de luchtactie willen we Vorden duidelijk maken dat dit écht niet kan.’25

5 mei 2012

Trouw

Trouw maakt een reportage van het verloop van de herdenking in Vorden en meldt over de acties van ‘boze Joodse splinterclubjes’ – de rechtszaak die Federatief Joods Nederland tegen  de gemeente Vorden heeft aangespannen en het vliegtuigstunt van TOF. Ook vraagt de redacteur het CIDI en het Centraal Joods Overleg (CJO) om commentaar op deze acties. Beide organisaties distantiëren zich van de acties van TOF en Federatief Joods Nederland.‘Wij voeren liever gesprekken dan rechtszaken, blijven liever in overleg dan dat we anderen beledigen’, zegt Esther Voet namens het CIDI. Het CJO vindt Federatief Joods Nederland een misleidende naam: ‘Het suggereert dat ze een grote groep Joden vertegenwoordigen, maar het is meer een familieaangelegenheid, met een kleine achterban.’ Ook Tradition is Our Future is volgens het CIDI 'een vijfmans-fractie’ en niet representatief voor de Joodse gemeenschap in Nederland.26

7 mei 2012

Nieuw Israëlietisch Weekblad

In het Nieuw Israëlietisch Weekblad laat Frank Kromer betrokkenen ‘afkomstig uit verschillende Joodse hoeken’ terugkijken. Die zijn allen kritisch. Hans Vuijsje, directeur van Stichting Joods Maatschappelijk Werk vindt de keuze van het gedicht een provocatie:

‘Het meest schokkend vind ik dat juist het 4-5 mei Comité deze keuze heeft gemaakt, wetend hoe gevoelig de algemene opzet van herdenking op de Dam al in Joodse kring ligt. Ondanks dat is toch besloten om nog een stap verder te gaan. Dat kan gezien worden als een provocatie. Deze stap is onnodig grievend en een klap in het gezicht van de Joodse oorlogsgetroffenen en de Joodse gemeenschap.’

Vuijsje wijst op de afzonderlijke positie van de Joodse slachtoffers waarmee het Nationale Comité geen rekening heeft gehouden en is hiermee een van de weinige vertegenwoordigers van Joodse belangenorganisaties die er nadrukkelijk op wijst dat de beslissing van het comité vooral Joden raakt. 

Ook oud-PvdA-senator Harry van den Bergh spreekt in het NIW van een ‘blunder’ van het Nationaal Comité:

‘Door deze rel heb je bijna geen vertrouwen meer in die mensen. Gelukkig wordt er goed gewaakt door instanties zoals het Auschwitz Comité. Zij zijn de bewakers van de herdenking. Het zou pas erg zijn als zo’n club niet meer bestaat. Je moet altijd blijven zoeken naar een zinvolle invulling van de herdenking. Maar een generalisatie is totaal ongepast.’27

Ewoud Sanders

Naar aanleiding van beide kwesties schrijft historicus Ewoud Sanders op 7 mei 2012 een opiniestuk in NRC Handelsblad, getiteld ‘Maak dodenherdenking geen Jodenherdenking.’ Hierin komen een aantal kwesties terug die in de discussies al zijn genoemd: de vermeende monopolisering van de herdenking door kleine clubjes Joden, de vraag wie we herdenken op 4 mei en  het hardnekkig vasthouden aan een strikt onderscheid tussen daders en slachtoffers.

Door ‘hun aanmatigende uitspraken over wat er wel en niet kan tijdens de dodenherdenking […] monopoliseren’ organisaties als het Nederlands Auschwitz Comité en Federatief Joods Nederland ‘de Nationale Herdenking:

‘Formeel zit het zo: tijdens de dodenherdenking op 4 mei worden Nederlandse burgers en militairen herdacht die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn omgekomen of vermoord. Informeel lijkt het steeds meer deze kant op te gaan: wat er tijdens de dodenherdenking precies mag gebeuren, wordt bepaald door Joodse splintergroepjes.’

Sanders vindt dit een kwalijke ontwikkeling, omdat ‘leden van kleine groepjes’ in zijn ogen ‘buitensporig veel macht’ opeisen in de zeer verdeelde Joodse gemeenschap, waartoe hij zichzelf ook rekent.

Bovendien gaan de protesten van deze groeperingen in tegen de verandering die hij ziet in het karakter van de Dodenherdenking: ‘steeds meer mensen zien ook sommige daders als slachtoffers’terwijl de tegenstanders ‘een eenduidige scheiding tussen dader en slachtoffer’ eisen.

Zelf vindt Sanders het geen probleem als Auke de Leeuw zijn gedicht voorleest op de Dam of het gemeentebestuur in Vorden bij de graven van Duitse dienstplichtigen stilstaat:

‘Waarom? Omdat de dodenherdenking een nationale herdenking is, geen Jodenherdenking (die bestaat al en heet Jom Hasjoa). Omdat het volgens mij onverstandig is om je generaties lang te blijven afficheren als slachtoffer en daar rechten aan te verbinden.’

Volgens Sanders, kunnen diegenen die de Joden willen herdenken dat op Jom Hasjoa, de gedenkdag voor de Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog die in 1953 in Israël werd ingevoerd en die in Joodse gemeentes over de hele wereld wordt gehouden. Sanders vindt het teken van beschaving om ‘één keer per jaar kort stil [te] staan bij daders die evident ook slachtoffers waren van hun tijd,’ maar zijn pleidooi is ook ingegeven door de verwachting dat dat de Joodse gemeenschap achting in plaats van verachting zou opleveren:

‘De toenemende Joodse monopolisering van de dodenherdenking wekt wrevel op, merk ik om mij heen. De nationale ontwikkeling volgen en mededogen opbrengen voor sommige daders zou juist respect opleveren.’28

Sanders beschouwt de acties van Joodse organisaties dus als onderdeel van een trend van ‘Joodse monopolisering’ van de herdenking – een visie die enkele dagen eerder werd verwoord in het Eindhovens Dagblad. In die zin is Sanders de eerste die de kritische stemmen afkomstig van het CIDI, het Auschwitz Comité, het Federatief Joods Nederland enzovoorts onder één noemer plaatst en als ‘Joods’ bestempeld. 

Dat de interventies van de ‘Joodse organisaties’ inderdaad wrevel opwekten, zoals Sanders opmerkte, viel te lezen in de kranten. Op Sanders opiniestuk volgden brieven en ingezonden stukken in de landelijke en provinciale dagbladen.

8 mei 2012

Brabants Dagblad

Een ingezonden stuk in het Brabants Dagblad laat zien dat het argument van Sanders door een van de lezers werd herhaald.

‘Het is ridicuul dat Joodse belangenorganisaties de rechter lieten verbieden dat gemeentevertegenwoordigers in Vorden ook tien Duitse soldaten zouden herdenken. Het is Nationale Dodenherdenking, niet alleen 'Nationale Jodenherdenking', hoe onmenselijk het lot voor miljoenen ook was. Er waren ook andere slachtoffers; zigeuners, gehandicapten en ja, ook Duitsers.’29

De briefschrijver wijst niet alleen op het bestaan van andere slachtoffers, maar stelt dat er ook Duitse slachtoffers waren, bijvoorbeeld onder dienstplichtige soldaten. Ook neemt hij het woord ‘Jodenherdenking’ over van Sanders en stelt dat 4 mei geen ‘Nationale Jodenherdenking’ is. Dit suggereert dat de auteur Joden een ambivalente positie in de Nederlandse natie toedicht. Ook suggereert hij dat genoemde organisaties geen oog hebben voor  zigeuners of gehandicapten als slachtoffergroepen.

9 mei 2012

Menno ten Brink

Menno ten Brink. reageert in NRC Handelsblad op het stuk van Sanders.  Hij zegt zich niet te herkennen in Sanders bezwaren ten opzichte van de Joodse organisaties. Hij voelt zich evenmin vertegenwoordigd door Federatief Joods Nederland, ‘dat inderdaad uitermate klein is’, en hij stelt dat zijn Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam circa duizend families zeker geen ‘splintergemeente’ is. Ten Brink is van mening dat Joodse organisatie gedemoniseerd worden in Sanders betoog:

‘Sanders schrijft dat 4 mei een “nationale” herdenking moet zijn en geen “Jodenherdenking." Ik lees hierin dat Duitse militairen en een Nederlandse SS'er kennelijk wel binnen onze herdenking passen, maar Nederlandse Joden niet. Voor hen bestaat een aparte herdenking, de Jom Hasjoa. Deze moeten Joden zelf organiseren. Wij worden weer gezien als monopoliserend kwaad, hoewel de anderen kennelijk wel mogen monopoliseren.’30

Ten Brink herkent in Sanders betoog een verwijzing naar het stereotype van de Joden die samenspannen om de gang der zaken te kunnen beheersen, in dit geval van de Nationale Herdenking. Volgens Ten Brink zijn het juist het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de gemeente Bronckhorst die ‘proberen de herdenking te monopoliseren, door haar te veralgemeniseren naar ‘een inhoudsloos herdenken van alle doden in alle oorlogen.’ Ten Brink vat Sanders’ betoog op als een pleidooi voor de uitsluiting van Joden van de Nationale Herdenking; hij benadrukt dat het om Nederlandse Joden gaat die een plek in de Nationale Herdenking zouden moeten hebben.

NRC Handelsblad

Een ander ingezonden stuk dat NRC Handelsblad publiceert, komt van een man uit Arnhem die vanwege de jaarlijkse spanningen tussen zijn ouders rond 4 mei zich ‘officieel tweede generatieoorlogsslachtoffer’ mag noemen. Net als Sanders heeft ook hij zich ‘in hoge mate geërgerd’ aan het optreden van ‘bepaalde Joodse groeperingen’ rond de dodenherdenking in Vorden. Hij voelt zich zelfs in zijn vrijheid aangetast door de interventies van Joodse organisaties. 

‘Waar haalden die Joodse organisaties het recht vandaan om te dicteren op welke wijze de rest van Nederland zijn doden herdenkt?’31

10 mei 2012

NRC Handelsblad

Ook de volgende dag plaatst NRC Handelsblad een aantal van de vele reacties die het ontving op het stuk van Sanders. De redactie laat tevens weten dat het stuk van Sanders heel wat heeft losgemaakt. Binnen enkele dagen ontving de redactie ongeveer 50 brieven, overwegend oneens met Sanders. Bij het ter perse gaan van de krant van 10 mei waren er op de website 363 reacties, die het overwegend met Sanders eens waren.

Freelance publicist Louis van Overbeek, die zich eerder kritisch uitliet over het Vordense plan op de website van het Katholiek Nieuwsblad,32 vindt de kop van Sanders’ artikel een ‘onheilspellende’ toon draagt. Hij vindt dat ‘NRC Handelsblad bezig is nazi's te rehabiliteren en antisemitisme weer salonfähig maakt.’ Van Overbeek spreekt zich ook uit tegen de ontwikkeling in de geschiedschrijving van de laatste decennia die leert 'dat de tweedeling tussen goed en fout veel te simplistisch is.33

Een andere lezer reageert op de website en ook die reactie wordt in NRC Handelsblad afgedrukt:

‘Heet ik antisemiet als ik het er niet mee eens ben? Eigenlijk is het in- en intriest dat de nazaten van de Joodse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog niet alleen in Israël, maar intussen ook in Nederland, de gedachte hanteren dat een ieder die niet met hen is, als tegenstander benoemd dient te worden en dus een antisemiet is.’34

Ook deze briefschrijver verwoordde de opinie dat de Joden in Nederland de baas zijn en daarbij de beschuldiging van antisemitisme gebruiken om tegenstanders de mond te snoeren. Dat is feitelijk niet gebeurd.

11 mei  2012

Nieuw Israëlietisch Weekblad

Frank Kromer blikt in het Nieuw Israëlietisch Weekblad terug op de discussie en laat enkele vertegenwoordigers van Joodse organisaties aan het woord, onder wie Ron van der Wieken, voorzitter van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam. Hij is zeer stellig en wil niets meer te maken hebben met de Nationale Herdenking: 

‘Er is al jaren ellende rond de herdenking. Het wordt steeds algemener en nu gaan we ook nog Waffen-SS’ers herdenken. Drie keer raden wie ze over vijf jaar gaan herdenken. Ik ben er dan ook helemaal klaar mee. Wij Joden moeten ons terugtrekken uit de Nationale Herdenking omdat we alleen maar steeds de verliezers zijn. In de Nederlandse opinie worden we afgeschilderd als degenen die bepalen wat andere Nederlanders mogen of niet mogen. Dat beeld is dramatisch slecht voor ons imago. 4 mei, dat is in mijn ogen een gepasseerd station. Laten we ons concentreren op onze eigen herdenking, Jom Hashoa en op geen enkele wijze meer officieel betrokken zijn bij de nationale 4 mei-herdenking.‘35

Door de discussie rondom de Dodenherdenking is  Van der Wieken tot de conclusie gekomen dat er voor Nederlandse Joden geen ruimte is binnen de Nationale Herdenking. Hij kondigt aan noodgedwongen te zullen doen wat Sanders voorstelt, namelijk zich te richten op Jom Hashoa. Hij is het in zoverre met Sanders eens dat hij ook vreest dat Joodse protesten hierover zich alleen maar tegen de Joden keren.

De columnist Awraham Meijers wijst in hetzelfde nummer van het Nieuw Israëlietisch Weekblad op de vele antisemitische uitingen op het internet opgeroepen door de discussie over de herdenkingen op de Dam en in Vorden:

‘naast instemmende reacties op de protestgeluiden vanuit Joodse kring waren er ook onverhuld antisemitische uitingen op internet: ‘Mijn opa zei altijd: waar Joden zijn is trammelant. Nu claimen ze weer het alleenrecht. Zo ontstaan haatgevoelens.’ En: ‘Wat ’n tuig dat CIDI en FJN om zó te liegen en te polariseren.’36

Ook in de hier geciteerde reactie op het internet komt de opvatting naar voren dat Joden het recht opeisen om zaken voor anderen te bepalen en dat zo zelf verantwoordelijk zijn voor gevoelens van vijandigheid die tegen hen worden gericht.

12 mei 2012

Ook de regionale kranten ontvangen brieven naar aanleiding van de discussies rondom de Dodenherdenking.

De Gelderlander

In De Gelderlander wijst een briefschrijver er op dat Joden hun slachtofferschap manipulatief inzetten.

‘een kleine minderheid wil haar standpunt aan de overgrote meerderheid opdringen. Mag ik deze aan de oppervlakte zichtbare beweging vervangen door een onderliggende tegenstelling van manipulator en gemanipuleerde? Eerst de manipulator. Dat de (overlevende) joden getraumatiseerd zijn door de Holocaust is een gegeven. Dat zij 67 jaar na de oorlog vanuit de slachtofferrol blijven reageren is hun keuze. Dan de gemanipuleerde. […] Door bij de deportaties de andere kant uit te kijken, zijn wij doorsnee-Nederlanders ook 'schuldig' aan de deportaties. Het is op dit 'schuldig' dat de manipulator de overgrote meerderheid wil manipuleren.’37

Een ander voegt hier een financieel motief aan toe:

‘Federatief Joods Nederland vertegenwoordigt de circa vijftigduizend in Nederland wonende Joden. Hoe komt een dergelijke minderheidsvertegenwoordiging op het idee om een meerderheid, de rest van Nederland, te beletten om een eigen keuze te maken? […]
Blijkbaar koestert Federatief Joods Nederland nog steeds de slachtofferrol en eist ze van de huidige Nederlandse bevolking nog steeds boetedoening en schuldgevoel.
Of gaat het om schadevergoeding, zoals daar waren de Joodse banktegoeden (314 miljoen euro in 2000), de vergoeding voor 'kilte' van de Nederlandse regering jegens de Nederlandse Joden (200 miljoen euro in 2000) of de Goudstikker-collectie (202 werken ter waarde van 40 miljoen euro in 2006). Daarom gewoon de vrijheid om alle oorlogsdoden te herdenken, want wat is het nu eigenlijk: dodenherdenking of Jodenherdenking?38

Beide brievenschrijvers nemen aanstoot aan de volgens nadrukkelijke manier waarop Joden in Nederland hun slachtofferschap manifesteren en exploiteren. Zij zien een streven van Joden om schuldgevoelens bij niet-Joden aan te wakkeren. In de tweede brief wordt ook nog de suggestie gewekt dat Joden op die manier vooral financieel willen profiteren.

NRC Handelsblad

De redactie van NRC Handelsblad krijgt veel reacties op het artikel van Sanders. Veel kritiek richt zich op de kop van het artikel. De krant geeft toe: “‘Jodenherdenking' was een misgreep.”

Ewoud Sanders zelf laat in de krant weten:

‘Bij nader inzien zou ik 'Jodenherdenking' niet hebben gebruikt in de kop en het stuk. Bij sommige lezers heeft dit geleid tot het misverstand dat ik zou vinden dat er tijdens de dodenherdenking geen aandacht zou moeten worden besteed aan de moord op de Joden en dat Joden dit maar op een eigen dag moeten gedenken. Dat is geenszins het geval. De Shoah moet ook wat mij betreft een centrale plaats houden in het onderwijs over de oorlog en tijdens de Dodenherdenking. Maar ik vind niet dat Joods Nederland, via de rechter of anderszins, moet bepalen wat wel en niet gepast is op een nationale gedenkdag.’

Sanders blijft dus bij zijn kritiek op de pogingen van ‘Joods Nederland’ om invloed uit te oefenen op het karakter van de Nationale Herdenking. Hij gaat niet in op zijn stelling over de toenemende monopolisering door Joden.

Aandacht voor de incidenten

De beslissing om het gedicht ‘Foute keuze’ bij de herdenking op de Dam te laten voorlezen en het plan om in Vorden langs graven van Duitse soldaten te lopen riepen grote weerstand op bij organisaties van oorlogsgetroffenen. Verscheidene organisaties, belangengroepen en individuen lieten hun stem horen. Deze protesten riepen op hun beurt weer veel reacties op. Het resultaat was een hevig publiek debat, waarbij beide kwesties met elkaar verbonden werden. In dat debat richtte de kritiek zich herhaaldelijk tegen ‘Joodse organisaties’ die zich te veel met de inhoud van dodenherdenking zouden bemoeien. Deze irritatie over de interventies van ‘Joodse splintergroepjes’ werd door Sanders in zijn opiniestuk verwoord, waardoor het ook een katalysator werd voor de discussie over de inbreng van Joden in de herdenking van 4 mei en voor verdergaande uitspraken over Joden.

 

  • 1. Naast De Leeuw waren er nog twee finalisten. ‘Charlotte Fontijn wint Dichter bij 4 mei,’ 4en5mei.nl, 15 maart 2012. Zie 4en5mei.nl [geraadpleegd 20 augustus 2014].
  • 2. Zie ook ‘Foute keuze’, 4en5mei.nl. Lees het gedicht hier. [geraadpleegd 20 augustus 2014].
  • 3. Bart Funnekotter, ‘De nagedachtenis van een SS'er. Jury kiest controversieel gedicht voor nationale herdenking op 4 mei’, NRC Handelsblad, 25 april 2012.
  • 4. ‘Gedoe om gedicht tijdens dodenherdenking’, Algemeen Nederlands Persbureau, 25 april 2012.
  • 5. ‘CIDI protesteert tegen herdenking Waffen SS’er’, cidi.nl, 26 april 2012. Zie cidi.nl [geraadpleegd 20 augustus 2014].
  • 6. ‘Comité 4 en 5 mei geschokt door kritiek CIDI,’ ANP, 25 april 2012.
  • 7. ‘Ophef over gedicht 4 mei’,nos.nl, 25 april 2012. Zie nos.nl [geraadpleegd 20 augustus 2014].
  • 8. ‘Ophef over gedicht dodenherdenking’, Reformatorisch Dagblad, 26 april 2012.
  • 9. ‘Gedicht 4 mei gaat niet over keuze van foute sokken’, Reformatorisch Dagblad, 26 april 2012.
  • 10. Ibidem.
  • 11. ‘Auschwitz Comité boycot om gedicht’, NRC Handelsblad, 26 april 2012.
  • 12. ‘Auschwitz Comité dreigt met boycot herdenking’, ANP, 26 april 2012.
  • 13. ‘Comité trekt gedicht Auke de Leeuw terug’, ANP, 26 april 2012.
  • 14. 4 meigedicht ingetrokken’, Het Parool, 26 april 2012.
  • 15. ‘NIOD: gedicht past niet op herdenking 4 mei,’ Reformatorisch Dagblad, 26 april 2012
  • 16. ‘Geen 'fout' gedicht’, Eindhovens Dagblad, 27 april 2012.
  • 17. Jeroen van Sambeek, ‘Comité 4-5 mei onhandig’, Eindhovens Dagblad, 27 april 2012.
  • 18. Charles Sanders, ‘Comité trekt gedicht terug; Gevoeligheden zwaar onderschat’, De Telegraaf, 27 april 2012.
  • 19. René van der Lee, 'Nederlandse SS'er is géén slachtoffer', Eindhovens Dagblad, 28 april 2012.
  • 20. ‘Tien Duitsers Elf verhalen’, De Stentor, 28 april 2012.
  • 21. ‘Weer ophef over dodenherdenking. Vorden staat stil bij Duitse soldaten’, De Telegraaf, 30 april 2012.
  • 22. Menno ten Brink, ‘Farce’, de Volkskrant, 3 mei 2012.
  • 23. ‘Joodse gemeente: ‘Vorden, zie af van herdenking Duitse soldaten’, De Twentsche Courant Tubantia, 3 mei 2012.
  • 24. ‘Dodenherdenking Vorden mag doorgaan’, ANP, 4 mei 2012.
  • 25. ‘“Vorden is fout”: hoofdschudden’, De Stentor, 5 mei 2012.
  • 26. ‘Onder beveiliging naar Duits graf’, Trouw, 5 mei 2012.
  • 27. Frank Kromer, ‘Verkeerd gekozen’, Nieuw Israëlietisch Weekblad, 4 mei 2012.
  • 28. Ewoud Sanders, ‘Maak dodenherdenking geen Jodenherdenking’, NRC Handelsblad, 7 mei 2012. Zie ook nrc.nl [geraadpleegd 20 augustus].
  • 29. ingezonden brief van R. de Visser uit Loosbroek, ‘Joden niet de enigen’, Brabants Dagblad, 8 mei 2012.
  • 30. Menno ten Brink, ‘Wij worden weer gezien als monopoliserend kwaad‘, NRC Handelsblad, 9 mei 2012.
  • 31. D. Eveleens Maarse uit Arnhem, ‘Waar halen die organisaties het lef vandaan?’, NRC Handelsblad, 9 mei 2012.
  • 32. Louis van Overbeek, ‘4 mei: Vorden herdenkt nazi-soldaten’, katholieknieuwsblad.nl, 27 april 2012. Zie katholieknieuwsblad.nl
  • 33. Louis van Overbeek, ‘NRC maakt antisemitisme weer salonfähig’, NRC Handelsblad, 10 mei 2012. Een iets langere versie werd onder dezelfde titel op de website van het Katholiek Nieuwsblad geplaatst, zie hier [geraadpleegd 20 augustus 2014].
  • 34. ‘Moeten we op 4 mei Duitsers herdenken? Brieven over dodenherdenking’, NRC Handelsblad, 10 mei 2012.
  • 35. Frank Kromer, ‘Wat leren wij van 4 mei?’, Nieuw Israëlietisch Weekblad, 10 mei 2012. Zie ook niw.nl [geraadpleegd 20 augustus 2014].
  • 36. Awraham Meijers, ‘Herdacht in Vorden,’ Nieuw Israëlietisch Weekblad, 11 mei 2012.
  • 37. Ingezonden brief van A. van de Griend, Arnhem, ‘Dodenherdenking (9)’, De Gelderlander, 12 mei 2012.
  • 38. Ingezonden brief van G. Smeets, Nijmegen, ‘Dodenherdenking (10)’, De Gelderlander, 12 mei 2012.