Over gaskamers, joodse nazi’s en neuzen

Evelien Gans

Uit: Monitor racisme & extremisme : negende rapportage, Peter R. Rodrigues en Jaap van Donselaar (red.), (Amsterdam University Press : Amsterdam, 2010)

Antisemitisme heeft een lange geschiedenis met als dieptepunt de Holocaust gedurende de Tweede Wereldoorlog. In deze bijdrage1 wordt onderzocht op welke wijze het antisemitisme in Nederland zich na deze oorlog heeft ontwikkeld. Belangrijke invloedsfactoren op deze ontwikkeling waren het Israëlisch-Palestijns conflict (paragraaf 2), de paradox van blaming the victim (paragraaf 3), de dominantie van de Shoah (paragraaf 4), het filosemitisme (paragraaf 5) en het voetbalhooliganisme (paragraaf 6). In paragraaf 7 komt aan de orde de fatale driehoek tussen antisemitisme, antizionisme en kritiek op Israël en in paragraaf 8 de rol die nieuwe Nederlanders op het antisemitisme hebben. Allereerst worden in de inleiding antisemitische uitingen als verschijnsel geduid (paragraaf 1).

1 Inleiding

‘De hele Utrechtsestraat was gevuld met mensen. Opvallend veel middelbare vrouwen in traditionele Marokkaanse kledij met hoofddoek (dat zie je nu eenmaal niet vaak in de Utrechtsestraat, Amsterdam is toch behoorlijk gesegregeerd). Ik weet nog dat ik toen dacht: al die vrouwen die nu uit hun huizen en buurten komen: wel voor deze demonstratie, maar anders mag het niet... Er werden afschuwelijke dingen geroepen, in ieder geval “alle joden aan het gas”. Ik werd bozer dan bang en liep op zo’n jongeman af en heb iets gezegd als “weet je wel wat je zegt”. Gevoel van machteloze woede, vermengd met bedrukt en een beetje angstig. Het was heel massaal, extra door die smalle straat die zover het oog reikte vol was.’2

Aan het woord is een toevallige toeschouwer, een Amsterdamse vrouw met een joodse achtergrond, die met haar gezin niet ver van de Utrechtsestraat woont, en daar soms boodschappen doet. Op zaterdagmiddag 13 april 2002 vormt het centrum van Amsterdam het decor van een massale pro-Palestijnse, respectievelijk anti-Israël demonstratie onder de noemer ‘Stop de oorlog tegen de Palestijnen’. Met zo’n 15.000 deelnemers (de schattingen lopen uiteen tussen 10.000 en 30.000) is de hoofdorganisator, het Nederlands Palestina Komitee, erin geslaagd het hoogste aantal demonstranten in Nederland op de been te brengen sinds het protest tegen de Eurotop in 1997.3 De samenstelling van de demonstratie is gevarieerd, maar Marokkaanse en Turkse Nederlanders vormen de meerderheid. Op het sprekerspodium staan behalve vertegenwoordigers van Turkse en Marokkaanse organisaties ook politici van D66, GroenLinks en de SP. De Internationale Socialisten hebben opgeroepen tot deelname, organisaties als Een Ander Joods Geluid en Vrouwen in ’t Zwart. De demonstratie krijgt veel aandacht in de media vanwege haar massale karakter en het ongekend grote aandeel van allochtone demonstranten, maar minstens zozeer vanwege het controversiële gehalte van een deel van de spandoeken en leuzen. Aan het eind van de middag loopt de demonstratie, terug op haar vertrekpunt de Dam, uit de hand. Een zichtbaar joodse man (met keppeltje) wordt in elkaar geslagen. Een groep Marokkaanse jongeren raaks slaags met de politie; er worden negentien arrestaties verricht.

Op de website van Marokko Community is de stemming euforisch. ‘Ik ben net thuis uit Amsterdam en het was een geweldige dag. Iedereen voelde zich 1. Er liepen ook veel autochtone Nederlanders mee en mensen van allerlei afkomst.’ En: ‘de media brengt het zo dat er rellen waren na een demonstratie... maar er was een demonstratie met aan het einde daarvan een paar relletjes.’ Een derde deelnemer bejubelt de ‘eenheid onder zoveel culturen’, maar beklaagt zich over ‘die Joden pers! Soeb7anallah! Nu heb ik met mijn eigen ogen gezien hoe ze de feiten verdraaien!’4 Op 10 juni 2002 worden er in de Tweede Kamer vragen gesteld naar aanleiding van strafbare uitlatingen tijdens de demonstratie. Het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam heeft 75 hakenkruisen geteld. Ook elders wordt het scala aan vergelijkingen tussen nazi-Duitsland en Israël geïnventariseerd: spandoeken met daarop Sharon met Hitlersnor, ‘Israel nazistaat’, ‘Stop de Palestijnse holocaust’. Binnen de variëteit aan regelrecht antisemitische slogans, zoals ‘Joden zijn honden’, ‘Juden raus’, blijkt er één bijzonder populair: ‘Hamas, Hamas, alle joden aan het gas’. De vraag is hoe deze leuze, waarin de joden, anno 2002, met terugwerkende kracht de gaskamer worden ingestuurd, te duiden. Zij klinkt in april 2002 niet voor het eerst. Wie hebben de kreet geïntroduceerd? Wat is zijn geschiedenis, wat zijn functie? En waarom wordt de antisemitische verwensing gekoppeld aan Hamas, de Palestijnse extremistische en islamistische rivaal van de plo? Wat is er, kortom, gebeurd met de herinnering aan de gaskamers – waar de Europese joden massaal en industrieel werden uitgeroeid?

2 De globalisering van het Israëlisch-Palestijns conflict

Op het eerste gezicht draait het tijdens de Amsterdamse demonstratie van 13 april 2002 louter om buitenlandse politiek. Op 28 september 2000 heeft toenmalig Israëlisch oppositieleider Ariel Sharon, met in zijn gevolg honderden Israëlische soldaten en veiligheidsmensen, een bezoek gebracht aan de Tempelberg in Jeruzalem, een historische plaats die al vaker tot uitbarstingen tussen joden en (Palestijnse) Arabieren heeft geleid. Tot in de eerste eeuw na Christus stond er de Tweede Tempel waaraan nu nog, aan de voet van de berg, de zogenaamde Klaagmuur herinnert, heilige plaats voor de joden. Op de berg zelf staat de Al Aqsa-moskee, de na Mekka en Medina derde heiligste plaats voor de islam. Zeven jaar zijn verstreken sinds in 1993 de Oslo-akkoorden tussen Israël en de Palestijnen zijn gesloten, mede als resultaat van de eerste Palestijnse Opstand (Intifada) die in 1987 was losgebarsten tegen de Israëlische bezetting van de Westbank en Gaza.

Na het aanvankelijke optimisme en de eerste daadwerkelijke stappen, zoals de overdracht door Israël van gebied op de Westbank aan de zogenoemde Palestijnse Autoriteit (PA), stagneert het vredesproces snel. Met name in het Palestijnse kamp, waar het meest te winnen valt, zijn de desillusies groot en vervliegt de hoop op een rechtvaardige vrede. Sharons met militair vertoon omgeven bezoek wordt als provocatie opgevat en luidt het begin van de Tweede Intifada in. Israël en de inmiddels deels autonome Palestijnse gebieden belanden in een spiraal van geweld, waarbij aan beide kanten ook veel burgers omkomen. Dit door toedoen van enerzijds militaire offensieven en liquidatieacties van Israëlische en anderzijds zelfmoordaanslagen van Palestijnse kant. Israël is en blijft de bovenliggende partij. In het geheel sterven er, tot halverwege het jaar 2005, drie à vier keer zoveel Palestijnen als Israëliërs.5 Het duurt tot januari 2005 voordat Sharon – inmiddels premier van Israël – en de Palestijnse president Mahmoud Abbas afspreken om de vijandelijkheden te staken.

Vanaf het begin van de Tweede Intifada blijkt het Israëlisch-Palestijns conflict definitief tot ver over zijn feitelijke grenzen te zijn getreden. Beide bevolkingsgroepen, (joodse) Israëliërs en (Arabische) Palestijnen, zijn als het ware ieder geadopteerd door lot-, geloofsgenoten en sympathisanten over de hele wereld: het conflict is geglobaliseerd. Aanleiding voor de (ook in onder andere Londen gehouden) demonstratie van 13 april 2002, vormen onder meer de Israëlische invallen in Palestijnse steden als Bethlehem en Ramallah (het hoofdkwartier van Yasser Arafat) en, op 3 april, in het vluchtelingenkamp vlak bij de Palestijnse stad Jenin, volgens Israël een broeinest van terrorisme en de verblijfplaats van een tweetal daders van recente zelfmoordaanslagen. Palestijnse bronnen brengen het gerucht in omloop dat het Israëlische leger bij Jenin een bloedbad heeft aangericht waarbij 400 tot 1.400 slachtoffers aan Palestijnse kant zijn gevallen. Dat leidt wereldwijd tot grote verontwaardiging.

Na aanvankelijke tegenwerking laat Israël de organisatie Human Rights Watch eind april tot het gebied toe. Die stelt vast dat er 52 Palestijnen (onder wie 22 burgers) en 23 Israëlische militairen zijn omgekomen. Er zijn dus aanzienlijk minder Palestijnse doden te betreuren dan beweerd. Israël wordt echter wel beschuldigd van mensenrechtenschendingen, zoals het onvoldoende onderscheid maken tussen militaire en burgerdoelwitten, het aanvallen en doden van medisch personeel, het gebruik maken van burgers als menselijk schild en disproportionele verwoesting van de burgerlijke infrastructuur. De aanklacht tegen Palestijnse militanten luidt dat zij hun eigen bevolking in levensgevaar hebben gebracht door explosieven in de huizen van burgers te plaatsen.6

‘Jenin’ kan symbool staan voor het uitzichtloos patroon waarin het Israëlisch-Palestijns conflict verzeild is geraakt. Het is bovendien het zoveelste voorbeeld van een propagandaslag waarin een modern, tot in de puntjes uitgerust Israëlisch media- en voorlichtingsinstrumentarium tegenover een veel primitiever Palestijns apparaat staat, dat niettemin soms bijzonder effectief is. In de demonstratie van 13 april wordt niet geprotesteerd tegen de aan ‘Jenin’ voorafgaande zelfmoordaanslag door Hamas op 27 maart op een seider vierend gezelschap in Netanya (29 doden), noch tegen die erna, op 9 april, in een bus in Haifa (8 doden). De dodelijke slachtoffers aan Israëlische kant vallen in de wereldopinie steeds vaker weg tegen het veel hogere aantal doden onder de Palestijnse bevolking (hetzelfde geldt voor de gewonden aan beide kanten – een categorie apart). Tegenover de willekeur van de zelfmoordaanslagen staat de militaire overmacht van Israël, dat burgerslachtoffers en het middel van collectieve bestraffing niet schuwt, en de Palestijnen ook economisch in een hoek drijft en psychologisch vernedert. Het repressieve en corrupte, respectievelijk uiterst gewelddadige karakter van de elkaar bestrijdende (en vanaf de verkiezingen van 2006 tot openlijke vijanden uitgegroeide) Palestijnse leidende organisaties, PLO en Hamas, verdwijnt in de schaduw van de Israëlische arrogantie van de macht. Een macht waarvan de uitoefening behalve door de zoete smaak en de voordelen ervan ook bepaald lijkt door een soms gegronde, vaker irrationele, deels naar het verleden verwijzende angst.7 Dat laatste is echter voor degenen die er de dupe van zijn, van ondergeschikt belang. Hetzelfde geldt voor de vele buitenstaanders die zich om uiteenlopende motieven met de Palestijnen solidair verklaren, en zich identificeren met wie zij zien als het prototype van de underdog.

3 Antisemitisme in Nederland na de bevrijding

‘Hamas Hamas, alle joden aan het gas.’ Hoewel het toneel van het Israelisch-Palestijns conflict in het Midden-Oosten staat, lijkt een deel van het stuk dat wordt opgevoerd samengesteld uit teksten, termen en noties die afkomstig zijn uit Europa waar de Shoah (of: Holocaust), de twintigste-eeuwse genocide op de Europese joden, heeft plaatsgevonden. De verbinding tussen joden en gas stamt niet uit Palestina, Egypte, of Iran, maar uit nazi-Duitsland, en werd overgenomen in de landen vanwaar de joden naar de gaskamers zijn gedeporteerd. Ook in Nederland. Daar was in de loop van de Duitse bezetting het antisemitisme toegenomen. Aloude antisemitische stereotypen voegden zich naar een veranderde historische context. Geruchten die al tijdens de bezetting de ronde deden, barstten na de bevrijding naar buiten. Joodse onderduikers zouden zich roekeloos, verraderlijk en gierig tegenover hun onderduikgevers gedragen hebben. Na hun terugkeer zouden joden meteen hun bankbiljetten opgegraven hebben, en de beste banen bezetten, rondrijdend in de grootste auto’s. Ze speelden, zo werd beweerd, (vaak ook letterlijk) weer de eerste viool – in plaats van zich bescheiden op te stellen en zich dankbaar te betonen voor de hun met levensgevaar geboden hulp.8

In veel van deze beschuldigingen school een materialistische connotatie. Deze was terug te voeren op degenen die haar uitten (zoals dat deel van de zogenoemde bewariërs dat weigerde joodse bezittingen terug te geven),9 maar werd geprojecteerd op de jood, de materialistische jood, de laffe, sluwe en neurotische jood: Judas en Shylock ineen. Behalve door de systematische nazipropaganda valt het antisemitisme in bevrijd Nederland zowel psychologisch als sociaal-economisch te verklaren. Psychologisch omdat joodse overlevenden, door het loutere feit van hun terugkeer, herinnerden aan eigen falen. Het mechanisme van blaming the victim bood hier een uitweg: de joden hadden het niet verdiend geholpen te worden. Ook in economisch en sociaal opzicht vervulde het antisemitisme een functie. In de schaarstesamenleving van direct na de oorlog claimden joodse overlevenden hun huizen, banen, klanten, geld of andere bezittingen terug. Er waren niet-joodse Nederlanders voor wie dat bedreigend was; zij ervoeren de joden als concurrenten. Ze waren er sinds het verdwijnen van ruim 100.000 joden – circa 75% van alle joden in Nederland zijn vermoord – aan gewend geraakt dat er geen joden meer waren.10

Voor de goede orde: Nederland was geenszins verworden tot één zompig antisemitisch moeras. Eerder was er sprake van twee kampen, een dat met zijn vooroordelen naar buiten trad, en een dat deze met verve bestreed: joden en niet-joden, journalisten, zionisten, opinievormers, politici – op individuele basis wel te verstaan. Want de regering als zodanig nam niet duidelijk stelling tegen wat zij als ‘latent antisemitisme’ beschouwde. Wel gebruikte zij de anti-joodse sentimenten als argument voor de beslissing bepaalde maatregelen ten gunste van joden niet te nemen, zoals het toelaten van joodse vluchtelingen. Dat zou het antisemitisme immers versterken. In die zin bevestigde zij impliciet de vooroordelen die onder de bevolking leefden.

Konden de meeste anti-joodse stereotypen anno 1945 bogen op een leeftijd van eeuwen, een was er ontegenzeggelijk piepjong. De verwensing ‘Ze zijn vergeten je (jullie) te vergassen’, die onmiddellijk na de bevrijding opgang deed, is een antisemitisch stereotype uit het post-Holocausttijdperk waarin de jood wordt opgevat als iemand die er is ‘om vergast te worden’. Degene die zich van de vervloeking ‘ze zijn vergeten je te vergassen’ bediende, vereenzelvigde zich, bewust of onbewust, met de nazi die de joden naar de gaskamer deporteerde. De identificatie van joden en gas werd ook zichtbaar in een tot op heden bestaand reservoir van zieke ‘joodse’ grappen die op den duur de traditionele joodse grappen over Sam en Moos vervingen. ‘Wat is het verschil tussen een joodje en een broodje? Een broodje gilt niet in de oven.’11 Waarschijnlijk dient dit type grappen om de eigenlijke verschrikking op afstand te houden. Zoals men in Israël tegenover de strijdbare zionist en de ghetto fighter de in galoet (ballingschap) vermoorde joden als ‘zeep’ aanduidde. Een stereotiepe en minachtende reductie die ook moest verhullen dat de zionistische beweging zelf had gefaald: het was haar niet gelukt de meerderheid van de joden te overtuigen tijdig uit Europa over te komen, noch haar, in de tijd van vernietiging, te redden.12

In Nederland ligt in de uitdrukking ‘Ze zijn vergeten je te vergassen’, het startpunt van de identificatie van joden met de Shoah op een perverse, dat wil zeggen niet reflectieve en historische, maar stereotiepe en antisemitische wijze. Toen er vanaf eind jaren veertig steeds meer bekend werd van de gruwelen van de Shoah werd antisemitisme taboe. Vanaf halverwege de jaren zestig, met onder meer de verschijning van Jacques Pressers Ondergang: de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom, 1940-1945, kwam de jodenvervolging gaandeweg steeds meer centraal te staan in de publieke herinnering aan de Tweede Wereldoorlog.13 Maar intussen leefde de uitdrukking ‘Ze zijn vergeten je te vergassen’ voort als vulgaire verwensing tijdens hoog oplopende ruzies op straat, in het café, en aan de telefoon.

4 Secundair antisemitisme

In de jaren tachtig begon er steeds vaker gemorreld te worden aan de dominantie van de Shoah in het geschiedbeeld en het collectieve geheugen in Nederland. De filmer en columnist Theo van Gogh gaf zijn eigen, pornografische draai aan de verbinding tussen joden en gas. Van Gogh werd de belichaming van politieke incorrectheid in Nederland. In zijn zelfverklaarde kruistocht tegen de ‘4 mei-industrie’ en voor de vrije meningsuiting – die hij ‘een en ondeelbaar’ noemde – schreef hij in 1984 een in later jaren herhaaldelijk opnieuw uitgegeven pamflet ‘Een Messias zonder Kruis’ tegen de (joodse) filmer en schrijver Leon de Winter. Hierin introduceerde hij onder meer het beeld (dat hij De Winter in de mond legde) van een animatiefilmpje over twee copulerende gele sterren in een gaskamer en het mopje: ‘Wat ruikt ’t hier naar caramel? Vandaag verbranden ze alleen de suikerzieke joden.’14 Ook in verschillende columns in het blad van de Universiteit van Amsterdam Folia gaf hij een pornografische draai aan de jodenvervolging, zoals in zijn fantasieën over de ‘Feldwebels van de besneden politie’ en over De Winter ‘die met het prikkeldraad rond zijn snikkel het Treblinka-liefdesspel bedreef’.15 In een lange rij gerechtelijke procedures werd Van Gogh afwisselend wel en niet veroordeeld voor antisemitisme.

Theo van Gogh heeft er altijd schik in gehad zijn tegenstanders voor nsb’er of ss’er uit te maken, vooral wanneer het joden waren.16 Halverwege de jaren negentig koos hij een ander doelwit voor zijn tirades: hij stapte over van joden naar moslims, die hij aanduidde als geitenneukers. Waarschijnlijk had hij zich daarbij laten inspireren door een nietbestaand boek,17 bestaande uit gefingeerde uitspraken van ayatollah Khomeiny die vrijelijk rondzwerven op talloze anti-islamitische websites.18 Zijn anti-joodse stereotypen zette hij nu op een andere manier in. De joodse burgemeester Job Cohen, voor Van Gogh de verpersoonlijking van het verachtelijke multiculturalisme, voorzag hij van een moderne Judasrol, die van nsb’er en collaborateur. ‘Van alle oplichters die ons de Vijfde Colonne van de geitenneukers proberen te verkopen […] is Cohen de meest doortrapte.’ Cohen gold, aldus Van Gogh, onder ‘Allahs slagers’ als ‘jood die je om een boodschap kunt sturen’. Hij was een ‘burgemeester in oorlogstijd’ en ‘van nature een nsb’er’.19 Het stereotype van de jood die heult met zijn aangetrouwde neefje uit het Midden-Oosten, de moslim, in diens strijd tegen het christelijke Westen, dateert al uit de Middeleeuwen.20 Van Gogh sloot zo ook aan bij het stereotype van de jood als samenzweerder, zoals voorgesteld in de eind negentiende eeuw gefabriceerde en nog steeds zeer invloedrijke Protocollen van de Wijzen van Zion. Achter de schermen werken de joden aan de voorbereiding van hun wereldomspannende machtsgreep, en weten daarvoor ook op slinkse wijzen anderen in te zetten.21

Van Goghs boutades tegen joden zijn een voorbeeld van het door de Frankfurter Schule van Adorno en Horkheimer eind jaren vijftig geïntroduceerde begrip ‘secundair antisemitisme’ dat in Duitsland veel, in Nederland niet of nauwelijks aandacht heeft gekregen. Het gaat om een uit afweermechanismen voortkomend, vaak verhuld antisemitisme, dat zich, na 1945, niet ondanks maar juist vanwege de Holocaust tegen de joden richt. ‘Secundair’ omdat het hier niet zozeer om antisemitisme tijdens de oorlogsperiode zelf gaat, maar om een anti-joodse houding met betrekking tot de omgang met het verleden, en zijn doorwerking in het heden. Het komt erop neer dat de joden als stoorzender worden ervaren: louter door hun bestaan houden zij de pijnlijke en schuldbeladen herinnering aan Auschwitz levend. Dat zij zo de weg naar een ‘normalisering’ van het verleden blokkeren, wekt rancune: het joodse slachtofferschap gaat ten koste van aandacht en middelen voor anderen. Bovendien zijn het zelf zulke lieverdjes ook niet; secundair antisemitisme schuurt aan tegen het verschijnsel blaming the victim.22 Ook Nederland kende na de oorlog voorbeelden van secundair antisemitisme, zoals beschuldigingen als zouden de joden hun leed kapitaliseren en vinden dat zij extra bevoordeeld moesten worden.23 Meer recente vormen zijn het belachelijk maken of pornoficeren van de jodenvervolging (zoals Van Gogh deed), en de Shoah relativeren of er een streep door willen zetten (de zogenaamde Schlussstrichbedürfnis).

‘De oorlog is voorgoed voorbij’, zo luiden kop en strekking van een artikel in Vrij Nederland in 2003 van de historicus en journalist Chris van der Heijden. In zijn werk over de Tweede Wereldoorlog bedrijft Van der Heijden een vorm van nivellerende geschiedschrijving waarin ‘goed’ en ‘fout’, slachtoffer en dader naar elkaar toeschuiven, de mens speelbal van het lot is en de mogelijkheid tot individuele keuze gering. Met zijn boek Grijs verleden (2001) staat Van der Heijden letterlijk en figuurlijk symbool voor wat het ‘grijze’ beeld van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse geschiedschrijving is gaan heten.24 Van der Heijden is een bijzonder geval door de manier waarop hij de Shoah en joden(dom) benadert, of juist vermijdt of negeert. Op de golven van het heersende klimaat van politieke incorrectheid, profileert hij zich als voorvechter van ‘historische incorrectheid’. Grijs verleden opent hij met de uitspraak: ‘Eerst was er de oorlog, daarna het verhaal van die oorlog. De oorlog was erg maar het verhaal maakte de oorlog nog erger.’ Daarmee suggereert hij dat beeldvorming en geschiedverhaal de oorlog ingrijpender en gruwelijker hebben afgeschilderd dan deze in de praktijk is geweest. De vraag is dan natuurlijk: voor wie? Heeft ‘het verhaal over de oorlog’ de jodenvervolging erger gemaakt dan zij was? Van der Heijden weet zich geen raad met de Shoah, en komt niet verder dan deze te omschrijven als ‘dat ene onvoorstelbare fenomeen’. ‘Is de moord op de joden wel zo uniek als altijd wordt beweerd?’, vraagt hij zich af. Een rechtstreeks ontkennend antwoord geeft hij niet. Maar door met een opsomming te komen van een lange rij massamoorden uit de wereldgeschiedenis, variërend van die op de Indianen in Zuid-Amerika in de zestiende tot de massaslachtingen in Srebrenica en Rwanda in de twintigste eeuw, doet hij dat impliciet wel. Bovendien relativeert hij de Shoah door systematisch vraagtekens te zetten bij de slachtoffers ervan: de joden. Wanneer men Grijs verleden naast andere publicaties van Van der Heijden legt, zoals Joodse nsb’ers. De vergeten geschiedenis van Villa Bouchina in Doetinchem (2006) en Israël. Een onherstelbare vergissing (2008), verrijst zonder meer een stereotiep beeld. Joden figureren respectievelijk als makke lammeren, als halve en hele collaborateurs, en als daders. In Joodse NSB’ers dient een handvol ‘foute’ joden ertoe het blazoen van NSB-leider Anton Mussert schoon te poetsen.25

Terwijl zowel Van der Heijden als Van Gogh anderen een ‘holocaustobsessie’ verwijt, slaat deze beschuldiging als een boemerang op henzelf terug. Vervormde Van Gogh de gaskamer tot satire – “Doucht allen mee / onder Zyklon B”26 – bij Van der Heijden fungeert de gaskamer als (politieke) metafoor. Degenen die de ideeën van Geert Wilders, partijleider van de Partij voor de Vrijheid (PVV), over moslims bekritiseren, misbruiken volgens hem het referentiekader van de Tweede Wereldoorlog, met de moord op de joden als het ‘schrikbeeld bij uitstek’. ‘Vergelijk de huidige migratiepolitiek met de jaren dertig en de gaskamers doemen op’, aldus Van der Heijden. Zolang Wilders binnen de grenzen van de wet blijft, mag hij zeggen en denken wat hij wil. ‘Elke suggestie dat hij daarmee gaskamers metselt is niet alleen onterecht maar ook contraproductief.’27 Het is echter Van der Heijden zelf en niemand anders die de term ‘gaskamer’ het integratiedebat in sluist.

Van Gogh en Van der Heijden kamp(t)en beiden met ‘gojse nijd’, de afgunst van niet-joden ten aanzien van vermeende joodse eigenschappen, talenten en privileges. In het post-Holocaust-tijdperk nam gojse nijd de vorm aan van afgunst op het ultieme slachtoffer: de jood. Terwijl Van Gogh zijn collega-filmmaker Leon de Winter ervan beschuldigde het joodse leed uit te baten, noteerde Van der Heijden dat men, voordat de nazi’s het jodendom tot zondebok maakten, buiten Amsterdam nauwelijks wist dat het bestond. Pas halverwege de twintigste eeuw raakten ze ‘in het centrum van de belangstelling’.28 In een interview met nrc Handelsblad, in 2001, liet hij zich ontvallen: ‘We hadden allemaal bij de gaskamers kunnen staan, zowel aan de ene als aan de andere kant van de deur.’29 Zo wordt de gaskamer van zijn historische context ontdaan en in het heden geannexeerd: zij behoort iedereen toe, ook Chris van der Heijden. De journalist-filmmaker en de historicus behoren beiden tot een nieuwe generatie die in verzet kwam tegen de volgens haar achterhaalde en uit haar proporties gegroeide dominantie van de Tweede Wereldoorlog en de Shoah in het Nederlands collectief geheugen. Hiervan vormt ook de turbulentie rond de opvoering van het controversiële toneelstuk van de beroemde Duitse regisseur Werner Fassbinder, De stad, het vuil en de dood, in 1987, een illustratie. Voornamelijk uit joodse hoek rees protest tegen het stuk, onder meer vanwege de hoofdpersoon, die slechts werd aangeduid met ‘de Rijke Jood’. Regisseur en acteurs van de Toneelschool Amsterdam die de opvoering voorbereidden, traden het protest tegemoet met de stelling dat ze genoeg hadden van de (joodse) ‘dictatuur van het leed’. Geheel en al verwonderlijk was dit niet. Hun verongelijktheid ten aanzien van de jood als het ultieme slachtoffer werd deels opgeroepen door het ‘joods narcisme’ van hun tegenstanders, de neiging om het eigen zelfbeeld terug te brengen tot twee polen: leed en trots. Een meerderheid van de joodse demonstranten noemde Fassbinders stuk antisemitisch zonder het te hebben gelezen.30

De meest extreme vorm van secundair antisemitisme is, per definitie, de ontkenning dat de Shoah als zodanig heeft plaatsgevonden. Een dergelijke ontkenning wordt al dan niet gevolgd door de bewering dat de Holocaust een leugen is van de joden (of: zionisten) ter ondersteuning van de stichting en instandhouding van de joodse staat. Holocaust-ontkenning treft men vooral aan onder extreemrechts. Neonazi’s en aanverwante groeperingen, in de hoek gedreven door de wetgeving tegen antisemitisme en racisme, hebben een nieuw en vruchtbaar werkterrein op internet gevonden. Op een website als die van de Nederlandse afdeling van de neonazistische groepering Stormfront (White Pride / World Wide) – de provider staat in de Verenigde Staten – is bagatellisering en ontkenning van de Holocaust heel normaal.

Maar ook op een doorsnee internetforum dat zichzelf presenteert als de grootste in zijn soort in Nederland, Fok!, melden zich, midden in merendeels beschaafde discussies over de Holocaust, anonieme chatters die het bestaan van gaskamers als instrument van industriële vernietiging ter discussie stellen. Zoals Zaan_23:

‘Welke gaskamers? Het waren ontluizingskamers. Volgens mij heb jij te veel naar Schindlers list gekeken […]. De kerstman of de holohoax, geen verschil, brengen beide (voor de commerciële kapitalist en de gierige neus) geld in het laatje.’31

Voor alle duidelijkheid: ‘neus’ is hier het codewoord voor jood.32

5 Filosemitisme en rode (joden)neuzen

Tot op heden verschillen de meningen of de Partij voor de Vrijheid (PVV) met haar streven naar etnische homogeniteit, afkeer van de islam als ‘ideologie’ en antimoslimstereotypen, tot het extreemrechtse dan wel rechtsradicale spectrum behoort, of het best getypeerd kan worden als rechts populistisch of als een ‘“sociaal-nationalistische” beweging’.33 Neonazistisch is zij niet, alleen al omdat zij geen blijk geeft van antisemitisme. Integendeel. Haar woordvoerders die zich in de openbaarheid manifesteren als boezemvrienden van Israël en als strijders tegen antisemitisme in islamitische kring, vallen eerder te kenschetsen als filosemitisch.

Filosemitisme kan worden opgevat als oprechte sympathie voor joden, maar ook als het spiegelbeeld van antisemitisme: joden worden gewaardeerd of zelfs verheerlijkt (in plaats van veracht, benijd of gehaat) om het loutere feit van hun joods zijn. Filosemitisme geldt dan, in negatieve zin, als de andere kant van dezelfde medaille.34 Bovendien kan filosemitisme – net als antisemitisme – instrumenteel zijn, namelijk dienen om bepaalde, al dan niet politieke doeleinden die niets of weinig met joden(dom) te maken hebben, te realiseren. In joodse kring wordt er op Wilders en de zijnen zowel positief als negatief gereageerd.35

Van publiekelijk geuite anti-joodse stereotypen door prominente PVV’ers is tot nu toe geen sprake. Op één keer na. In juni 2009 versprak Kamerlid Martin Bosma zich in zijn antwoord op de vraag van een PVV-stemmer wat de PVV ging doen tegen de NOS waar ‘steeds dezelfde rode neuzen’ ervoor zorgden dat de PVV niets in te brengen had. Bosma:

‘U zegt heel veel rode neuzen. Helaas, die kunnen we vanuit Hilversum niet allemaal er afhakken. Hoewel ik het met heel veel plezier zou doen – oooh, ik zie Clairy Polak daar liggen…. Nee, ik houd op, geen fantasieën.’36

Waarom noemde Bosma juist Polak? Waarschijnlijk onbewust koppelde hij hier ‘neus’ aan ‘jood’ zoals dat al eeuwenlang gewoonte is. Ook de verbinding tussen ‘rood’ en ‘jood’ sluit aan bij een sinds de opkomst van het socialisme bestaand stereotype. 37

In dezelfde periode beweerde Bosma’s fractiegenote Fleur Agema tijdens een parlementair overleg over ‘Marokkaanse probleemjongeren’: ‘Antisemitisme en homofobie zijn geen Nederlandse verschijnselen. Ze zijn geïmporteerd, voor een bedroevend groot deel uit Marokko.’38

Daarmee toonde Agema heel wat minder historisch besef dan een van degenen die haar, digitaal, van repliek dienden: ‘Nooit geweten dat Anton Mussert en kornuiten Marokkanen waren.’39

6 Voetbalvandalisme

In dezelfde jaren tachtig dat Theo van Gogh zijn pamflet ‘Een Messias zonder Kruis’ publiceerde, werd de verbinding tussen joden en gas ook in een heel andere maatschappelijke context gelegd. Het grootschalig voetbalvandalisme deed zijn intrede. De supporters van met name de voetbalclubs van de grote steden bestrijden elkaar met toenemend verbaal en fysiek geweld. Ajax, de in het oostelijk deel van Amsterdam gesitueerde voetbalclub van Amsterdam, heeft een joods imago, vooral omdat veel van zijn vooroorlogse supporters joden waren. Ajax-supporters krijgen slogans te verduren als ‘Wij gaan op jodenjacht’ en ‘Dood aan de joden’. Zelf maken ze van de aanduiding ‘jodenclub’ een geuzennaam, kondigen zij zichzelf in spreekkoren aan als ‘joden’, ‘Wij zijn joden’, en dragen spandoeken met daarop de davidster. Ze schelden hun tegenstanders uit voor ‘Boeren’ en roepen op om Rotterdam te bombarderen. De link tussen joden en gaskamer doet zijn intrede vanaf het moment dat Ajax-supporters worden begroet met massieve sisgeluiden en ‘joden aan het gas’ tot het repertoire gaat behoren.40 De meningen over de vraag of men hier moet spreken van (secundair) antisemitisme, ja of nee, lopen sterk uiteen. Tegenstanders zeggen dat de harde kern van Ajax de kreten bewust uitlokt door zich als ‘jodenclub’ te afficheren, dat het hier om ‘symbolische’ niet om ‘echte’ joden gaat, en er van fysiek geweld tegen die laatsten geen sprake is. Voorstanders stellen dat Ajax’ eigen profilering als ‘joden’ niet billijkt dat tegenstanders daar ‘joden aan het gas’ tegenover stellen, dat het maar helemaal de vraag is of er geen antisemitische opvattingen en gevoelens meespelen, en dat alle negatieve connotaties met betrekking tot joden in en rond de stadions geruisloos (zullen) overgaan in antisemitisme.41

Er kruipt een zeker politiek element in de confrontaties wanneer, in 1982 (het jaar van de Libanon-oorlog en de slachting in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila), de supporters van de Rotterdamse club Feyenoord Palestijnse vlaggen in stelling brengen tegenover de Israëlische van Ajax, en leuzen van spandoeken bij anti-Israël-demonstraties adopteren. Halverwege de jaren negentig wordt voor het eerst op de tribunes van Feyenoord en FC Utrecht de kreet ‘Hamas Hamas, alle joden aan het gas’ aangeheven. Supporters van FC Utrecht die dit, in 2003, bij hun aankomst op het Centraal Station van Amsterdam weer doen, worden meteen op de trein terug gezet. Inmiddels is ‘Hamas Hamas, alle joden aan het gas’ ook ingeburgerd onder groepen allochtone jongeren die zich, zoals ook tijdens de demonstratie van 13 april 2002 zou blijken, vergaand identificeren met de Palestijnen in de (opnieuw) door Israël bezette gebieden. Het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) – zelf een zeer betrokken bondgenoot van Israël – rapporteert in 2000, kort na het begin van de Tweede Intifada, dat een paar groepjes Marokkaanse jongetjes en jongeren de slogan ‘Hamas Hamas, alle joden aan het gas’ hebben geroepen.42 In dezelfde periode zijn het ook vooral Marokkaanse jongeren in Amsterdam die (als joden herkenbare) joden verbaal en fysiek molesteren. Onder jongeren, en vooral in het vmbo, raakt ‘jood’ in zwang als scheldwoord. 

7 De jood als nazi

Er is altijd een paradoxaal aspect geweest in het stereotype jood. ‘De jood’ als paria en als Satan, de jood als afvalproduct en machtige samenzweerder.43 ‘De jood’ is inferieur en superieur tegelijk, en wekt zowel afkeer als bewondering en nijd. Ook de stereotiepe koppeling tussen jood en Holocaust vertoont een Januskop. Die van de jood in de gaskamer en de jood als nazi. De koppeling tussen jood en nazi gaat, net als die tussen joden en gas(kamer), veel verder terug dan Van Gogh, het voetbalvandalisme en de anti-Israël-demonstratie van 2002. Tot bijvoorbeeld de bejegening van mr. dr. F. Hollander, een (joodse) officier van justitie. Diens voortvarende aanpak van de naoorlogse Bijzondere Rechtspleging gold in bepaalde kringen als onevenredig hard. In plaats van ‘gelouterd’ was Hollander vol ressentimenten van zijn beproevingen teruggekeerd, en behept geraakt met ‘nazi-verschijnselen’, aldus De Telegraaf in 1954. Bovendien bleek al snel na de bevrijding, vooral in (orthodox) katholieke kring, de verleiding om het zionisme met het nazisme te vergelijken te groot om te weerstaan. In 1949 bestempelde Nederlands meest extreme vertegenwoordiger van katholiek antisemitisme, de dominicaan en latere Nijmeegse hoogleraar Oud Testament J.P.M. van der Ploeg, het zionisme tot ‘kolonisatie verbonden met diefstal en moord’ en tot ‘een nieuw nazisme’. Elders heette het zionistisch militair optreden in Palestina tegen Britten en Palestijnse Arabieren ‘hitleriaans’ en ‘goebbeliaans’.44

Maar zoals het antisemitisme na de oorlog zijn legitimiteit verloor, zo groeide, hand in hand met gevoelens van medeleven, schuld en schaamte, de sympathie voor Israël. Die bereikte zijn hoogtepunt in 1967, toen Israël (‘David’), na jaren bestookt te zijn met gewelddadige oorlogsretoriek uit de omringende Arabische landen, erin slaagde ‘Goliath’ te verslaan en zijn gebied zelfs uit te breiden met Oost-Jeruzalem, de Westbank, Gaza en de Golan. Die overwinning betekende dat de zogenaamde bezette gebieden met een grote Palestijnse bevolking een overheersende factor werden in de Israëlische politiek. Het jaar 1967 bleek dan ook een paradoxaal jaar. Het zorgde voor een wijdverspreide verbondenheid met het kleine, dappere Israël, maar droeg ook de kiem in zich van groeiend onbehagen, en toenemende verontwaardiging en afkeer ten aanzien van de Israëlische opstelling tegenover de Palestijnen.45 Kritiek op Israël, antizionisme (de ontkenning van de legitimiteit van het bestaan van Israël als joodse staat) en antisemitisme opereren los van elkaar maar vertonen ook de sterke neiging in elkaar over te vloeien. Zij vormden een fatale driehoek – net als jood, zionist en Israëliër.46

Dat het verleidelijk is nazisme en zionisme uitwisselbaar te verklaren ligt voor de hand. Het is de verlokking van simpele schema’s in een wereld die grenzeloos ingewikkeld is, maar ook die van een lustvolle ontlading: we staan quitte. Ook ‘de jood’ blijkt immers tot (oorlogs)misdaden in staat, en daarmee is de rekening vereffend – van het falen van de niet-jood tegenover de jood. Hier is sprake van een omkering van het referentiekader van goed en fout dat het Westen na 1945 gaandeweg is gaan beheersen. Het ultieme slachtoffer van de nazi van weleer, de jood, is tot nazi geworden, en de Palestijn tot jood. (Radicaal)Links is bovendien zeer gevoelig voor solidariteit met de Palestijnen vanuit het perspectief van Israël als een van de laatste vestingen van het kolonialisme. De op de spandoeken van de demonstratie van 2002 breed uitgemeten gelijkschakeling van Israël en het Derde Rijk vond ook al in 1979 voor de VPRO-radio plaats. De, oorspronkelijk anarchistische, schrijver Anton Constandse noemde toen de Israëliërs de nazi’s van het Midden-Oosten.47 Parallellen tussen zionisme en nazisme duiken voortdurend op in De schaduw van de ster (2002), een antizionistisch pamflet van Peter Edel dat de grens naar antisemitisme overschrijdt in een mix van oude en jongere antisemitische mythen en samenzweringstheorieën. ‘Hamas, Hamas, alle joden aan het gas’ riepen met name (jonge) Marokkaanse en Turkse Nederlanders niet alleen tijdens de demonstratie van 2002, maar ook bij die van 3 januari 2009, na de inval van Israël in Gaza. Zo wordt de jood van nazi weer tot een te vergassen jood gemaakt, en even later – ‘Israël nazistaat’ – weer terug tot nazi. Het is een variatie op een liedje dat in Europa werd gecomponeerd, voordat het in de Arabische wereld een tophit werd, en de demonstranten in Amsterdam het uit volle borst lijken te zingen.

8 Nieuwe Nederlanders en de Shoah

En: waarom? Wat zegt hun die hele Holocaust, met gaskamers en al? De Tweede Wereldoorlog is toch niet – de uitzondering daargelaten – die van hun (groot)ouders en henzelf? Hier is sprake van een cynische paradox. Enerzijds wordt antisemitisme gemakkelijk gemeengoed bij groepen immigranten die hun informatie en ontspanning voor een groot deel putten uit Arabische zenders, waar antizionisme, antisemitisme en kritiek op Israël een onontwarbare kluwen vormen. Anderzijds duidt het spelen van de antisemitische kaart nu juist op integratie, inburgering. Men lijkt het Westen te willen raken op zijn eigen referentiekader van goed en fout, op een heel gevoelige plek dus. Illustratief is de reactie van de Arabische Europese Liga (AEL) op de in de wereld van de islam als uiterst grievend ervaren, Deense, Mohammed-cartoons. De AEL bracht zélf, in 2006, een aantal cartoons in omloop. Op een ervan wordt gesuggereerd dat zes miljoen vermoorde joden een veel te hoge schatting is, maar dat de joden er belang bij hebben dat aantal te ‘halen’. Deze cartoon, die in 2009 opnieuw door de Nederlandse afdeling van de AEL op haar website werd gezet, vormt de inzet van verschillende juridische procedures. De meest recente ontwikkelingen zijn dat in april 2010 de rechtbank in Utrecht de cartoon weliswaar bijzonder kwetsend achtte, maar de AEL vrijsprak van het beledigen van het ‘joodse bevolkingsdeel’. De vrijheid van meningsuiting liet zij zwaarder wegen – het principe waarop ook de AEL zich beriep. In augustus jongstleden diende de zaak opnieuw, in hoger beroep. Toen bestempelde het gerechtshof in Arnhem de cartoon als ‘onnodig grievend’ en veroordeelde zij de ael tot een boete van 2.500 euro waarvan 1.500 voorwaardelijk.48

De cartoon is zonder meer een staaltje van bagatellisering of zelfs ontkenning van de Shoah. De vraag is waarom nu juist deze als antwoord dient op het ridiculiseren van de islam. Wat heeft de moord op de joden met de bespotting van de profeet Mohammed te maken? Om te beginnen vormen de joden, en de (herinnering aan de) Shoah de achilleshiel van het Westen. Geen ‘nieuwe Nederlander’ kan die boodschap ontgaan. Het Westen heeft datgene waarin het eerst bij uitstek heeft gefaald in tweede instantie ‘heilig’ verklaard. De AEL redeneerde als volgt: als jullie datgene bevuilen wat ons heilig is, zullen wij door het slijk halen wat heilig is bij jullie. Daarnaast draagt de Liga uit – met de blik gericht op Israël en de Palestijnen – dat het de hoogste tijd is dat de joden gedwongen worden hun plaats in de hiërarchie van het leed af te staan aan de Palestijnen. Een mening overigens die steeds meer ‘oude Nederlanders’ met hen delen. Ten slotte: Nederlandse moslims identificeren zich liever met een islamitische dan wel Arabische minderheidsgroep zoals de Palestijnen – die onderdrukt wordt door de Ander, De Jood – dan met een Arabisch-islamitische underdog die lijdt onder de repressie van de ‘eigen’ elite.49

9 Slot

Tot slot – niet voor de eerste keer: les extrêmes se touchent. Op een tweede cartoon van de AEL, genaamd Hitler goes Dutroux, zien we Hitler in bed liggen met Anne Frank en tegen haar zeggen: ‘Write this one in your diary Anne’. Het is een typisch staaltje van (secundair) pornografisch antisemitisme, waarin een seksuele relatie wordt gesuggereerd tussen het joodse slachtoffer of de jood überhaupt en de nazi: een geperverteerde relatie, dat spreekt vanzelf. Hier vindt een bijzondere ontmoeting plaats: tussen de tegenstander van assimilatie, de fel antizionistische oprichter van de AEL, de Antwerpenaar van Libanese oorsprong Abou Jahjah, en Theo van Gogh, die zich zowel in pornografisch antisemitisme als islamofobie had bekwaamd. Abou Jahjah had hij uitgemaakt voor ‘pooier van de Profeet’.50 Wie had gedacht dat Jahjah Van Gogh postuum nog eens de hand zou reiken door zijn kritiek op het Westen, op joden, op Israël, te vertalen in een beeldtaal in de trant van Van Gogh? Jahjah had de cartoon overigens niet zelf ontworpen. Dat deed zijn geestverwant, de in Nederland opgegroeide Abdou Bouzerda, sinds 2008 voorzitter van de Nederlandse afdeling van de AEL. Hij is de tekenaar van beide gewraakte cartoons.51

En dan Theo van Gogh zelf, vermoord door de moslimextremist Mohammed Bouyeri, in november 2004. Aanleiding voor de gruwelijke moord was Van Goghs regie van het controversiële anti-islam filmpamflet Submission van het Tweede Kamerlid en de islamcritica Ayaan Hirsi Ali. Van Goghs moordenaar liet een open brief achter, direct aan Hirsi Ali gericht, maar indirect aan alle inwoners van Nederland. Hierin moeten niet alleen de afvallige moslima Hirsi Ali en het verderfelijke Westen het ontgelden, maar ook de joden, die de Nederlandse politiek zouden domineren. Dezelfde man die door Van Gogh voor nsb’er was uitgemaakt, Job Cohen, vond ook in Bouyeri’s ogen geen genade: ‘Wat vindt u van het feit dat er in Amsterdam een burgemeester aan het roer staat, die een ideologie aanhangt waarin joden tegen niet-joden mogen liegen?’52 Deze kant van de (moord)zaak kreeg weinig aandacht in de media. Zoals dat waarschijnlijk voor Van Gogh en diens geitenneukers gold, zo zal ook Bouyeri zijn uitspraak van internet hebben geplukt – in zijn geval van een islamistische website, waar antisemitische interpretaties van de Talmoed hoge ogen gooien. In het huidige tijdperk van globalisering is internet een uitzonderlijk effectief instrument in de verspreiding van antisemitisme, met dwarsverbindingen tussen de meest uiteenlopende groeperingen en individuen. Antisemitisme is multifunctioneel: het biedt voor elk wat wils.

  • 1. Dit artikel is een uitgewerkte, respectievelijk langere versie van het artikel dat verschenen is als ‘Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas’, in: M. de Keizer & M. Plomp (red.), Een open zenuw: hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren, Amsterdam: Bert Bakker 2010, p. 214-224.
  • 2. E-mail H.L. Gans, 19 mei 2009.
  • 3. 3 E. Krebbers & J. Tas, ‘Grootste manifestatie van antisemitisme sinds 1945’, De Fabel van de Illegaal, (2002) 52/53 (zomer), http://www.doorbraak.eu/gebladerte/10834f52.htm (23 september 2010).
  • 4. http://forums.marokko.nl/archive/index.php/t-5438.html (voor het laatst geraadpleegd op 23 september 2010).
  • 5. Zie voor exacte cijfers o.a. de rapporten van B’tselem, The Israeli Information Center for Human Rights in the Occupied Territories, http://www.btselem.org/english.
  • 6. ‘Israel, The Occupied Westbank and Gaza Strip, and Palestinian Authority Territorities. Jenin, idf Military Operations’ in: Human Rights Watch, 14 (2002) 3(E) (May), http://www.hrw.org/reports/2002/israel3/.
  • 7. Zie bijvoorbeeld A. Burg, The Holocaust is over: we must rise from its ashes, New York, NY: Palgrave Macmillan 2008.
  • 8. E. Gans, ‘“Vandaag hebben ze niets, maar morgen bezitten ze weer een tientje”: antisemitische stereotypen in bevrijd Nederland’, in: Conny Kristel (ed), Polderschouw. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog: regionale verschillen, Amsterdam: Bert Bakker 2002, p. 313-353 en E. Gans, ‘Gojse broodnijd: de strijd tussen joden en niet-joden rond de naoorlogse Winkelsluitingswet 1945-1951’, in: Conny Kristel (eindred.), Met alle geweld: botsingen en tegenstellingen in burgerlijk Nederland, Amsterdam: Balans 2003, p. 195-213.
  • 9. Deze oorspronkelijk ironisch-neutrale aanduiding voor Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog joodse bezittingen in bewaring kregen, zou zich op grond van de naoorlogse ervaringen uitsplitsen in ‘goede’ en ‘slechte’ bewariërs. Inmiddels heeft de term als zodanig een negatieve bijklank gekregen – wat op zich weer veelbetekenend is voor de verschuiving in de herinnering aan de Shoah.
  • 10. Zie A. Burg, The Holocaust is over.
  • 11. G. Kuipers, ‘Van klassieke jodenmoppen naar zieke joodse moppen: het veranderende beeld van joden in Nederlandse moppen’, in: Volkskundig Bulletin, 23 (1997) 1, p. 29-50; E. Gans, ‘Wat is het verschil tussen een joodje en een broodje? Antisemitische stereotypen vroeger en nu’. Inleidende lezing gehouden op het Seminar Antisemitisme op school, 1 oktober 2003, Anne Frank Stichting, Amsterdam.
  • 12. T. Segev, The seventh million: the Israelis and the Holocaust, (New York, n y: Henry Holt 1993, p. 98, 183.
  • 13. Zie bijvoorbeeld F. van Vree, ‘De dynamiek van de herinnering. Nederland in een internationale context’, in: F. van Vree & R. van Laarse (red.), De dynamiek van de herinnering: Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context, Amsterdam: Bert Bakker 2009, p. 17-40.
  • 14. Th. van Gogh, ‘Een Messias zonder Kruis (enige kanttekeningen bij Leon de Winter), in: Moviola: een tijdschrift tot rust en vreugde in film en cultuur, (1984) 22 (20 september).
  • 15. Th. van Gogh, Folia, 10 en 17 september 1993. Mij dichtte Van Gogh – nadat ik hem in Gojse nijd & joods narcisme (1994) van het gebruik van antisemitische stereotypen had beschuldigd – vochtige dromen over de nazi-arts Mengele toe. E. Gans, Gojse nijd & joods narcisme: over de verhouding tussen joden en niet-joden in Nederland, Amsterdam: Arena 1994, p. 70-85; Th. van Gogh, Folia, 25 november 1994. Voor de preoccupatie met de perversiteit en het vermeend seksueel anders zijn van de (besneden) jood, zie o.a. S. Gilman, The Jew’s body, New York, n y & London 1991; S. Leibovici, ‘Het pornografisch antisemitisme, De Groene Amsterdammer, 17 mei 1995.
  • 16. Zo maakte hij van de schrijver Marcel Möring Marcel ‘Göring’, liet hij de Volkskrantjournaliste Anet Bleich in Volk & Vaderland schrijven, en noemde hij de film- respectievelijk toneelregisseur Rudolf van den Berg en Leonard Frank nsb’ers.
  • 17. Tahrirolvasyleh deel 4, 1990.
  • 18. B. Hulsman, ‘Getto’s op het web. Op internet heeft elke groep zijn eigen waarheid’, en ‘Khomeiny en de geitenneukers’, NRC Handelsblad, 8/9 januari 2005.
  • 19. Th. van Gogh, ‘De boel bij elkaar houden, Metro, 13 maart 2004 en Th. Van Gogh, ‘Onze burgemeester’, Metro, 22 oktober 2004.
  • 20. D. van Arkel, ‘Genealogisch verband van antisemitische vooroordelen’, in: D. van Arkel e.a., Wat is antisemitisme? Een benadering vanuit vier disciplines, Kampen: Kok 1991, p. 54; Allan Harris Cutler and Helen Elmquist Cutler, The Jews as ally of the Muslim: medieval roots of anti-Semitism, Notre Dame, in: University of Notre Dame Press 1986.
  • 21. De samenwerking tussen ‘jood’ en ‘moslim’ keerde ook terug in de digitale tirade van een zekere M.E. van der Jagt naar aanleiding van Cohens toespraak op Bevrijdingsdag 2009. Na Cohen voor ‘zelfislamizeerder’ en ‘linkse volksverlakker’ te hebben uitgemaakt, schreef hij: ‘De Duitsers werden er door de voordeur uitgeflikkerd om daarna door mensen als jc door de achterdeur de moslims binnen te halen. Hoe gek kan je zijn.’ (in mei 2009 aangetroffen op de website van Elsevier; inmiddels verwijderd).
  • 22. Voor literatuur over secundair antisemitisme, zie o.a.: L. Rensmann & J.H. Schoeps (Hrsg.), Feindbild Judentum: Antisemitismus in Europa, Berlin: Verlag für Berlin-Brandenburg 2008; W. Benz, ‘Zwischen Antisemitismus und Philosemitismus: Juden in Deutschland nach 1945’, in: K. Behrens (Hrsg.), Ich bin geblieben – warum? Juden in Deutschland – heute, Gerlingen: Psychosozial-Verlag 2002; Werner Bergmann und Rainer Erb, Antisemitismus in der Bundesrepublik Deutschland. Ergebisse der empirischen Forschung von 1946-1989, Opladen: Leske + Budrich 1991.
  • 23. E. Gans, De kleine verschillen die het leven uitmaken: Een historische studie naar joodse sociaal-democraten en socialistisch-zionisten in Nederland (Proefschrift Universiteit van Amsterdam), Amsterdam: Vassallucci 1999, p. 574; E. Gans, ‘“Vandaag hebben ze niets maar morgen bezitten ze weer een tientje”’, p. 331.
  • 24. C. van der Heijden, ‘De oorlog is voorgoed voorbij’, Vrij Nederland, 26 april 2003; C. van der Heijden, Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam: Contact 2001; C. van der Heijden, ‘Het einde van de historische correctheid’, Vrij Nederland, 6 december 2003. M. Eickhoff, B. Henkes, F. van Vree, ‘De verleiding van een grijze geschiedschrijving: morele waarden in historische voorstellingen’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 123 (2010) (in druk).
  • 25. Voor een uitvoeriger analyse van het werk van Chris van der Heijden, zie: E. Gans, ‘Iedereen een beetje slachtoffer, iedereen een beetje dader: de Nederlandse Historikerstreit over de grijze oorlog’, De Groene Amsterdammer, 28 januari 2010, http:// www.groene.nl/2010/4/iedereen-een-beetje-slachtoffer-iedereen-een-beetje..., (23 september 2010).
  • 26. Th. van Gogh, ‘Sterren stralen overal’, hp/De Tijd, 4 november 1994.
  • 27. C. van der Heijden, ‘Beschouw Wilders als een democraat’, Trouw, 22 maart 2007.
  • 28. C. van der Heijden, ‘De oorlog is voorgoed voorbij’, C. van der Heijden, Israel, een onherstelbare vergissing, Amsterdam: Contact 2008, p. 19.
  • 29. J. van der Kris, `Iedereen is tot alles in staat’: Chris van der Heijden rekent af met het goed/fout-denken’, NRC Handelsblad, 3 maart 2010.
  • 30. E. Gans, Gojse nijd & joods narcisme, p. 34-38; E. Gans ‘Ischa Meijer, De Soldaat van Oranje en de Fassbinderaffaire: zere plekken in de naoorlogse verhouding tussen joden en niet-joden in Nederland’, in: H. Berg & B. Wallet, Joods Nederland na 1945: een veelkleurig portret (in druk; verschijnt november 2010 t.g.v. de tentoonstelling Wie niet weg is, is gezien: Joods Nederland na 1945 in het Joods Historisch Museum).
  • 31. Reactie Zaan_23 op het artikel ‘Britse Holocaust-ontkenner vrijgelaten’, Fok.nl, 20-12-2006.
  • 32. Zie voor de verbinding tussen ‘joden’ en ‘neus’ o.a.: S. Gilman, The Jew’s body, p.169 e.v.
  • 33. Zie bijvoorbeeld M. Davidovic´ e.a., ‘Het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v ’, in: J. van Donselaar & P. R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem-rechts; achtste rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden 2008, p. 167-198.; H. Moors e.a., Polarisatie en radicalisering in Nederland. Een verkenning van de stand van zaken in 2009, Tilburg: iva Beleidsonderzoek en Advies, 2009. Zie PDF op: http://nicis.platform31.nl/dsresource?objectid=91711 (23 augustus 2010).; ‘Populisten eu: een familie met veel verschillen. Rechts splijt politieke midden’, NRC Handelsblad, 25 september 2010; Edmond Hofland, ‘Beleefdheid is een groot goed’, interview met Abram de Swaan, in: Hollands Diep, oktober/november 2010, p. 44. pv v- kopstuk Martin Bosma plaatst zelf de pv v in de traditie van de teleurgestelde sociaaldemocraten vader en zoon Drees die beiden kritisch tegenover immigratie stonden, R. Meijer & M. Sommer, ‘Martin Bosma: “Ik wil bewijzen dat Hitler een socialist was”’, de Volkskrant, 25 september 2010.
  • 34. Een dergelijke visie werd verwoord door de joodse historicus en dichter Jaap Meijer (alias Saul van Messel). Van hem stamt het gedicht ‘filosemiet’: ‘erger dan / haat die / beledigen kan: vriendschap /waartegen / ik mij niet/ verdedigen kan.
  • 35. Zie o.a. ‘De joodse flirt van Geert Wilders: een discussieavond over filosemitisme en islamofobie’, georganiseerd door het Menasseh Ben Israël Instituut, met Harm Ede Botje, Frank van Vree, Daniel Schwammenthal en Evelien Gans, moderator David Wertheim, 16 februari 2010, te bekijken via http://www.mbii.nl/?id=31.
  • 36. ‘“De neus van Clairy”: De beelden’, EenVandaag 9 juni 2010 http://www.eenvandaag.nl/blog/43408/_de_neus_van_clairy_de_beelden
  • 37. Zie voor het stereotype van de joodse socialist (én de joodse kapitalist) o.a. S. Beller, ‘“Pride and prejudice” or “Sense and sensibility”? How reasonable was anti-Semitism in Vienna, 1880-1939?’, in: D. Chirot & A. Read (eds.), Essential outsiders: Chinese and Jews in the modern transformation of Southeast Asia and Central Europe, Seattle and London, Seatlle, wa: University of Washington Press 1997, p. 99-124; en voor dat van de joodse bolsjewist o.a. A. Gerrits, The myth of Jewish communism: a historical interpretation, Bruxelles [etc.]: Peter Lang 2009.
  • 38. Deze uitlating werd door Agema gedaan op 15 april 2009; zie de website van de Partij voor de Vrijheid, http://www.pvv.nl/index.php/12-in-de-kamer/spreekteksten/1906-stop-marok... haar gehele speech valt te beluisteren op YouTube http://www.youtube.com/watch?v=CDSvX0FrDd8
  • 39. Thread van Cloned, ‘Hahaha, die Fleur Agema van de PVV ’, Maroc.nl, 13 mei 2009, http://www.maroc.nl/forums/showthread.php?t=271826.
  • 40. Simon Kuper, ‘Ajax, de joden, Nederland’, Themanummer van: Hard gras: voetbaltijdschrift voor lezers, (2000) 22 (maart).
  • 41. Zie ook: ‘We gaan op jodenjacht’, Kroniek Antisemitisme in Nederland 1945-2003, website Monitor Racisme & Extremisme, http://www.annefrank.org/nl/Educatie/Discriminatie-in-Nederland/Kronieke....
  • 42. ‘Midden-Oosten-crisis doet antisemitisme toenemen’, CIDI Israel Nieuwsbrief, 16 november 200 http://www.cidi.nl/midden-oosten-crisis-doet-antisemitisme-toenemen/.
  • 43. S. Friedländer, Nazi-Duitsland en de Joden, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2007, I: p. 21-122, II: p. 43.
  • 44. E. Gans, ‘De Joodse almacht: hedendaags antisemitisme’, Vrij Nederland, 29 november 2003.
  • 45. E. Gans, De kleine verschillen die het leven uitmaken, p. 842 e.v.
  • 46. E. Gans, ‘De Joodse almacht’; zie ook E. Gans, Antisemitisme: evolutionair en multifunctioneel. Inleidende lezing door Evelien Gans op de studiedag voor docenten bij de Anne Frank Stichting, Amsterdam, 3 oktober 2007.
  • 47. P. Bregstein, Antisemitisme in zijn hedendaagse variaties, Amsterdam: Mets & Schilt 2007, p. 114.
  • 48. Zie o.a. ‘Arabisch Europese Liga beboet om Auschwitz-cartoon’, Trouw, 19 augustus 2010; Hof Arnhem 19 augustus 2010, ljn BN4204 & BN4206.
  • 49. E. Gans ‘De Jood als globaliserings product: de ael-cartoons’, De Groene Amsterdammer, 24 februari 2006
  • 50. Theo van Gogh, ‘Onze burgemeester’, Metro, 22 oktober 2004
  • 51. E. Gans, ‘De Jood als globaliseringsproduct’; zie o.a. Abdou Bouzerda op oba Live, 15 september 2009: http://www.obalive.nl/default.aspx?lIntEntityId=1015
  • 52. M. de Kesel, ‘Tango met de Dood. Over Mohammed Bouyeri’s Open Brief aan Hirsi Ali’, Lezing op het symposium ‘It takes two to tango: Religie in de publieke ruimte’, Erasmus Universiteit Amsterdam, Faculteit Wijsbegeerte, 21 september 2005.